Kom naar de gratis NLP kennismakingsavond en ontdek of onze NLP Practitioner bij jou past!
Lees meerNLP is een model voor communicatie en verandering.
NLP helpt mensen om hun innerlijke hulpbronnen beter te benutten.
In NLP staan 3 dingen centraal:
Deze 3 elementen versterken elkaar in NLP.
Wat zijn enkele boeken die je kunt lezen om je te verdiepen in de basis van NLP? Natuurlijk zullen verschillende NLP-ers hier verschillende voorkeuren in hebben. Dit zijn boeken die je vaak tegenkomt als het gaat om de basis van NLP:
Hier vind je een verzameling geselecteerde NLP-coaches die een examen hebben afgelegd waarin zowel hun theoretische kennis als hun praktijkvaardigheid is getoetst.
Satir-positie (relationele positie) gekenmerkt door stuurloosheid en irrelevantie. Stemtoon lijkt onafhankelijk van inhoud te variëren. Karikatuur van spontaniteit. Vertoont snel wisselende non-verbale reacties uit alle andere Satir-posities.
Opmerking: De Satir-categorieën zijn: 1) verzoener, 2) beschuldiger, 3) computer en 4) afleider.
Ook wel: ‘aansluiten bij’, ‘volgen’ of ‘meegaan met”. Je eigen gedrag in overeenstemming brengen met dat van de ander om rapport op te bouwen of te behouden.
Voorbeeld 1: De ander heeft als criterium ‘degelijkheid’. Jij zegt: ‘Laten we dit eerst eens heel grondig doorpraten’.
Voorbeeld 2: je ademt in hetzelfde ritme als de ander.
Opmerking: door af te stemmen, bouw je rapport op, dit rapport gebruik je vervolgens om de ander in een nieuwe richting te leiden. Dit proces wordt ‘volgen en leiden’ of ‘afstemmen en leiden’ genoemd (in het Engels: ‘pacing and leading’).
Een verandering afstemmen op een toekomstige situatie, hem eventueel op grond van de verwachte effecten (ecologie) bijstellen en hem eventueel koppelen (verankeren) aan een aspect van (of een stimulus in) die toekomstige situatie.
Voorbeeld: je hebt geleerd om op een nieuwe manier creatief te zijn. Nu stel je je voor hoe je volgende week dinsdag in een meeting met je collega Sander creatief reageert op een opmerking van hem.
In het algemeen: doen alsof. “Laten we eens doen alsof…”.
Dit wordt meestal gebruikt om informatie te verzamelen over een doel: je vormt een weergave van een moment in de toekomst waarop je de desired state (doeltoestand) hebt bereikt.
Voorbeeld: voor desired state ‘gezond leven’. “Stel je voor, het is nu september 2050. Je hebt tientallen jaren gezond geleefd. Kijk eens terug op die tijd. Hoe ben je erin geslaagd om zo vitaal oud te worden?”.
Opmerking: dit is verwant aan de ‘pseudo-oriëntatie in de tijd’, een hypnotherapeutische techniek van Milton H. Erickson.
Dit is een metamodelovertreding die uitzonderingen uitsluit of een totaliteit uitdrukt: alles of niets, overal of nergens, altijd of nooit, iedereen of niemand.
Voorbeeld: Metamodelovertreding: “Ik heb altijd pech!”. Metamodeluitdaging: “Altijd?”, of: “Is er niet 1 moment geweest in je leven dat je geluk hebt gehad?”.
Ook wel: ‘verankeren’.
Een verbaal of non-verbaal signaal koppelen aan een subjectieve ervaring – of een element daarvan -, zodanig dat het signaal de ervaring ‘oproept’.
Voorbeeld: Je raakt iemand op een bepaalde manier aan terwijl hij vrolijk lacht. De volgende keer dat je hem op die manier aanraakt, voelt hij zich weer vrolijk. Soms is hiervoor een aantal koppelingen nodig (zie: ‘stapelen’), soms is één enkele koppeling voldoende (‘one-trial learning’).
Opmerking: Verwant aan Pavloviaanse conditionering. NLP legt echter meer nadruk op a) one-trial learning en b) het belang van de relationele context waarbinnen het signaal wordt gegeven.
Serie ankers die in een vaststaande volgorde worden geactiveerd, zodat in een aantal stappen naar een bepaalde ervaring wordt toegewerkt.
Voorbeeld: ‘Submodaliteiten-keten’: Anker nr. 1 roept een negatief beleefde ervaring op, anker nr.2 verandert de submodaliteiten daarvan zodanig, dat die ervaring zwakker wordt, anker nr.3 roept een hulpbron-ervaring op en anker nr.4 verandert de submodaliteiten daarvan zo dat die ervaring sterker wordt. Ankers 1 t/m 4 vormen samen een anker-keten.
Al je weergave-systemen zijn bij je directe ervaring (herinnerd of in het hier-en-nu) betrokken: je ‘zit in de ervaring’.
Voorbeeld: Je denkt terug aan de zomer. Je ziet de planten in de tuin. Je hoort de vogeltjes tsjilpen. Je ruikt vers gemaaid gras. Je voelt hoe je achterover leunt in je tuinstoel. Je proeft het vruchtensap.
Opmerking: Associatie is het tegenovergestelde van dissociatie. Binnen NLP heeft de term associatie een andere betekenis als in de academische psychologie, waar associatie betekent: verbinding van bewustzijnsinhouden.
Het oproepen van associatie is een belangrijk onderdeel van het NLP Practitioner Programma.
Betrekking hebbende op geluid, horen of luisteren.
Opmerking: Onderdeel van de four-tuple: Visueel, Auditief, Kinesthetisch, Olfactoir/Gustatoir <VAKO/G>.
Wet van de benodigde variabiliteit (Engels: Law of Requisite Variety): “In een interactief systeem met onderling verbonden elementen, zal het element dat de grootste variatie-breedte heeft, uiteindelijk de richting van het systeem bepalen”. Anders gezegd: “Wie het meeste keuze heeft (en gebruikt), bepaalt de richting”.
Voorbeeld: Op een afdeling van een psychiatrisch centrum wordt het gedrag van de personeelsleden door sociale, culturele en professionele regels beperkt. De patiënten houden zich niet aan die beperkingen. Daardoor bepalen zij uiteindelijk wat er op de afdeling gebeurt.
Opmerking: Dit is een algemenere vorm van de wet zoals hij door Ashly is geformuleerd.
Satir-positie (relationele positie) gekenmerkt door: polariteitsreacties (er tegenin gaan) en alles-of-niets uitspraken. Luidruchtig en dictatoriaal gedrag. Ondiepe, gespannen, hijgerige ademhaling. Felle, harde stemtoon. Opgetrokken schouders. Beschuldigend wijzende vinger.
Opmerking: De Satir-posities: 1) verzoener, 2) beschuldiger, 3) beredeneerder en 4) afleider.
Je geeft aan hetzelfde verschijnsel een nieuwe betekenis.
Voorbeeld: “Mijn kinderen zaten gisteren allebei te huilen, zo’n slechte vader ben ik”. Reframe: “Dat je kinderen zaten te huilen, betekent niet dat je een slechte vader bent. Het betekent dat ze zich durven te uiten, daarom ben je juist een goede vader”.
Kader waarbinnen je informatie verzamelt over de verschijnselen (waarnemingen, gedachten, gevoelens en/of gedragingen) die iemand nodig heeft om te concluderen dat iets het geval is. In de praktijk meestal: hoe weet iemand dat hij zijn doel heeft bereikt?
Voorbeeld: Iemand heeft als doeltoestand: “Een beter personeelsbeleid”. Binnen het bewijskader vraag je: “Hoe zou je weten dat je een beter personeelsbeleid had verwezenlijkt? Wat zou je moeten horen, zien of voelen?”.
Keuze van het abstractie-niveau. Er zijn 3 manieren van ‘chunking’:
Voorbeeld: ‘Hond’. ‘Chunking up’: (hoger abstractie-niveau) ‘dier’ (een hond is een voorbeeld van een dier). ‘Chunking down’: (lager abstractie- niveau) ‘Duitse herder’ (een Duitse herder is een voorbeeld van een hond). ‘Chunking laterally’: ‘kat’ (hond en kat zijn beide voorbeelden van dieren).
Satir-positie (relationele positie) gekenmerkt door: Correcte, uiterst redelijke houding. Geen gevoelsuiting. Gedissocieerde ervaring. Stemtoon eentonig. Achterover geleunde houding, armen over elkaar. Abstract taalgebruik.
Opmerking: De Satir-posities: 1) verzoener, 2) beschuldiger, 3) computer en 4) afleider.
Letterlijk: overeenstemming.
Toestand waarbij al je gedeelten het eens zijn met de boodschap. Je drukt in verschillende zintuiglijke kanalen hetzelfde uit.
Voorbeeld: Je zegt: “Leuk!”. Je stem gaat omhoog. Je glimlacht.
Opmerking: Tegenovergestelde van ‘incongruentie’.
Een verschijnsel (meestal een als negatief ervaren gedrag of eigenschap) een andere betekenis geven, door het – meestal verbaal – in een context te plaatsen waarin het een positieve functie heeft.
Voorbeeld: “Ik ben veel te wantrouwend”. Reframe: “Als je tijdens de oorlog in het verzet had gezeten, had je het zonder dat wantrouwen nooit overleefd. Dan was je nu al zestig jaar dood geweest”.
Conversationeel NLP lijkt meer op een ‘gewoon gesprek’ dan formeel of klassiek NLP. Het onderscheidt zich door de volgende kenmerken:
Opmerking: Conversationeel NLP is een techniekvorm.
Combinatie van de stuurkundige lus (‘cybernetic loop’) en de structuur van de ervaring.
Ook wel: ‘equivalentie’. Iemands complexe equivalentie van een woord of een begrip geeft aan waar dat begrip (voor hem/haar) voor staat.
Voorbeeld: Begrip: ‘Vrijheid’. Iemands complexe equivalentie van ‘vrijheid’ kan zijn: “Niet hoeven werken als ik geen zin heb”.
Opmerking: De complexe equivalentie van hetzelfde woord verschilt per persoon.
Situatie. Letterlijk: Verband waarin iets zich voordoet, kader, raam, sfeer, situatie. Bij de desired state (doeltoestand): antwoord op de vraag: “Waar, wanneer en met wie?”.
Opmerking: Element van de structuur van de subjectieve ervaring.
Ook wel: ‘plaatsen’ of ‘situeren’. Het definiëren van de context waarin iets plaatsvindt.
Voorbeeld: desired state (doeltoestand): “Mijn zwakke punten durven tonen”. Contextualisering: “Wel bij vrienden maar niet tijdens sollicitaties”.
Opmerking: ‘Gecontextualiseerd’ is in NLP een vormvoorwaarde voor een doel.
Het naast elkaar plaatsen van 2 verschijnselen om de verschillen vast te stellen.
Voorbeeld: Je roept een weergave op van iets dat je goed begrijpt en een weergave van iets dat je niet goed begrijpt. Vervolgens kijk je hoe deze 2 weergaven van elkaar verschillen qua submodaliteiten.
Opmerking: wordt onderscheiden van ‘vergelijken’ (Engels: ‘comparing’): d.w.z. het zoeken naar overeenkomsten en verschillen.
Letterlijk : onderscheidend kenmerk.
Maatstaf bij een beoordeling. Een criterium geeft aan wat in een bepaalde context voor iemand belangrijk is. Als het een belangrijk criterium is, wordt het een waarde genoemd.
Voorbeeld: ‘Openheid’ kan een criterium zijn op grond waarvan iemand organisaties beoordeelt.
Complexe equivalentie van een criterium. Geeft aan waar een bepaald criterium voor staat: welke ervaring(en) aan het criterium voldoen.
Voorbeeld: Iemand heeft als criterium: ‘eerlijkheid’. Vraag: “Hoe weet je dat iemand eerlijk is?”. Antwoord: “Als hij geen dingen zegt die hij niet meent” (criterium-equivalentie). Voor iemand anders is de criterium- equivalentie van eerlijkheid: “Als hij zijn schulden afbetaalt”.
Stuurkunde. Theorie en studie van controle- en besturingsmechanismen en hun communicatie- en terugkoppelingssystemen. Voor het eerst geformuleerd door Rosenblueth, Wiener en Bigelow (1943) en Ashly (1942) en toegepast op tal van gebieden variërend van de werktuigbouwkunde tot de psychiatrie. NLP maakt gebruik van stuurkundige principes zoals bijvoorbeeld de TOTE en de wet van de benodigde variabiliteit.
Waarnemingspositie waarin je, gedissocieerd van jezelf en de ander, de interactie tussen beide beschouwt. Relatie-positie. Observatie-positie.
Voorbeeld: Uitspraak vanuit derde positie: “De samenwerking loopt vandaag prima”.
Het netwerk van betekenissen dat achter een uitspraak ligt. Volledige taalkundige weergave van een ervaring. De oppervlaktestructuur geeft een deel van de dieptestructuur weer. Als spreker van een taal ken je intuïtief een aantal elementen die niet in de oppervlaktestructuur maar wel in de dieptestructuur aanwezig zijn. Begrip ontleend aan de taalkunde, met name Chomsky.
Voorbeeld: Oppervlaktestructuur: “De deur is blauw”. Dieptestructuur (in dit geval): “Jan en Piet hebben de voordeur van Oma’s huis vorig jaar blauw geverfd”. Als je de Nederlandse taal beheerst, weet je dat er dit soort extra elementen in de dieptestructuur moeten zitten.
Opmerking: De dieptestructuur (die als formulering het dichtst bij de zintuiglijke indrukken ligt) kan worden gespecificeerd door metamodelvragen te stellen.
Je ervaart een gebeurtenis (in het verleden, heden of de toekomst) als van een afstand. Je ziet en hoort jezelf voelen, denken en doen.
Voorbeeld: Je denkt terug aan de zomer. Je ziet jezelf in een tuinstoel zitten. Je hoort jezelf daar denken: “Ik lig hier lekker” en je ziet jezelf vruchtensap drinken.
Opmerking: Tegenovergestelde van ‘associatie’.
Het oproepen van dissociatie is een belangrijke vaardigheid voor een NLP Practitioner.
Ook wel: ‘gewenste toestand’ of ‘gewenste ervaring’.
Voorbeeld: desired state (doeltoestand): ‘Zelfvertrouwen’. 1) context: als ik met een klant praat, 2) extern gedrag: ik vertel kalm wat ik zeggen wil en laat de ander uitpraten 3) interne toestand: gevoel van rust in mijn buik, 4) interne processen: ik zie een beeld van glimlachende mensen, ik zeg tegen mezelf: “Het gaat lekker, zo”. 5) criteria: zelfvertrouwen, zekerheid, rust, ruimte; criterium-equivalentie: ruimte wil zeggen dat ik me vrij voel om me te uiten; oorzaak-gevolg relaties/overtuigingen: ik heb zelfvertrouwen als ik besef dat ik een uniek iemand ben.
Opmerking: De desired state is een onderdeel van de trits: 1) Present state (huidige toestand), 2) Desired state (doeltoestand), 3) Hulpbronnen.
De desired state is een element van ‘het NLP-gesprek’.
Soms ook ‘tweestaps dissociatie’ genoemd (de twee stappen spelen zich tussen de drie punten af…).
Visueel/Kinesthetische dissociatie met drie posities:
Dubbele binding.
Situatie die aan de volgende vormvoorwaarden voldoet:
a) Er is een sterke relatie waarbij persoon A persoon B als essentieel ervaart.
b) B geeft dubbele boodschappen: Als je X doet zal ik je straffen en als je X niet doet zal ik je straffen.
c) Op een hoger abstractie-niveau geeft B een boodschap die een vooronderstelling van de eerdere dubbele boodschappen ontkent (bijvoorbeeld: ‘Dit is geen straf’).
d) De effecten van dubbele boodschappen op A worden door B gecodeerd als tekortkomingen op identiteitsniveau.
Voorbeeld:
Werknemer A werkt bij baas B en gelooft dat zijn baan van levensbelang is voor zijn gezin. Baas B wil dat A initiatief neemt, maar als A dat doet is het niet goed; dan wordt B kwaad omdat A hem ‘voor voldongen feiten stelt’. Als A geen initiatief neemt, wordt B kwaad omdat A ‘nooit iets onderneemt’. Maar officieel maakt B het A niet moeilijk, nee, hij laat blijken dat A juist dankbaar moet zijn dat hij probeert A ‘het vak te leren’. Wanneer A zich ziek meldt omdat hij het niet meer aankan, concludeert B dat A ‘geen ruggengraat heeft’, wat hij, B, steeds al beweerde.
Toestand waarin je aandacht naar binnen is gericht. Je registreert niet wat er om je heen gebeurt. Je bent in trance of ‘in gedachten verzonken’.
Voorbeeld: Je gaat zo volledig op in een dagdroom dat je niet merkt dat er iemand binnenkomt.
Opmerking: Tegenovergestelde van ‘uptime’.
Studie van de relatie tussen de mens en zijn sociale, mentale en fysieke omgeving. Bij het ‘controleren van de ecologie’ schat je in of een doel negatieve bijverschijnselen kan hebben in het grotere geheel van de leefwereld van de cliënt (b.v. in het gezin, de organisatie, de maatschappij, de planeet) of op langere termijn. Negatieve bijverschijnselen kunnen ook bestaan uit het wegvallen van voordelen die de huidige situatie heeft.
Voorbeeld: Iemand heeft als doel om de top te bereiken in zijn vakgebied. Daarvoor is het nodig dat hij 14 uur per dag werkt. Hij zal zijn kinderen dan weinig zien. Dit is een ecologisch bewaar tegen dit doel (voor zover hij het op prijs stelt om zijn kinderen vaak te zien).
Het controleren van de ecologie is een element in het ‘NLP-gesprek’.
Je ziet/hoort/voelt de situatie vanuit jezelf, je bent geassocieerd in je eigen ervaring. Ik-positie.
Voorbeeld: Uitspraak vanuit eerste positie: “Ik word hier zenuwachtig van!”.
Metamodel-overtreding waarbij je weglaat om wiens mening het gaat, alsof iedereen de betreffende mening zou zijn toegedaan.
Voorbeeld: Metamodel-overtreding: “Kees is een moeilijke jongen”. Metamodeluitdaging: “Wie vindt Kees moeilijk?”.
Kennisleer. Hoe kunnen we iets wel of niet weten? De studie van de oorsprong, aard en beperkingen van de menselijke kennis.
Voorbeeld: NLP gaat ervan uit dat de werkelijkheid niet direct kenbaar is, aangezien er op neurologisch niveau reeds vervormingen optreden.
Wat je concreet doet op een gegeven moment. Wat er aan je te zien, horen en/of voelen is.
Voorbeeld: Externe gedragingen die bij autorijden horen: Je handen draaien aan het stuur. Je voet drukt het gaspedaal naar beneden. Je andere voet rust naast de rem. Je hoofd beweegt heen en weer terwijl je ogen afwisselend in de spiegel en door de voorruit kijken.
Opmerking: Onderdeel van de trits: interne toestand, interne weergaven, extern gedrag, die samen de structuur van de subjectieve ervaring vormen (Engels: internal state, internal computations, external behaviour).
Letterlijk: ‘Mogelijkheid tot aanpassing’. In NLP: je gedrag variëren tot je de reactie oproept die je wilt oproepen.
Voorbeeld: Omdat je niet-begrijpend kijkt tijdens mijn verbale uitleg, teken ik een plaatje voor je.
Opmerking: zie ook: ‘Benodigde variabiliteit’.
Soms ook ‘volledige zintuiglijke weergave’ of ‘VAKO’ genoemd.
Het totaal van de visuele (zien), auditieve (horen), kinesthetische (voelen), olfactoire (ruiken) en gustatoire (proeven) aspecten van een subjectieve ervaring. Wordt genoteerd als <VAKO/G>.
Voorbeeld: Ervaring: ‘regen’. Four-tuple: Visueel: Ik zie een glimmend natte straat. Het is vrij donker buiten. Auditief: De langsrijdende auto’s maken met hun banden een sissend geluid. Ik hoor de regen tegen mijn raam tikken. Kinesthetisch: Ik heb een warm, behaaglijk gevoel bij de kachel. Olfactoir: Ik ruik de droge, stoffige lucht van een radiator die lang niet aan gestaan heeft. Gustatoir: Ik proef thee.
Letterlijk: leer van de normale levensverschijnselen. In NLP: non-verbale reacties (houding, ademhaling, e.d.) die samengaan met een interne toestand of een interne weergave.
Voorbeeld: Interne toestand: verwarring. Bijbehorende fysiologie (voor deze persoon): wenkbrauwen fronzen, maakt met hoofd beweging naar achter.
Voorbeeld: Je vraagt: “Hoe was het weekend?” Piets ogen gaan naar rechts omhoog (toegangssignaal 1). Zijn ademhaling wordt iets sneller en opper vlakkiger (toegangssignaal 2). Hij zegt: “Fijn!”. Deze toegangssignalen geven aan dat hij herinnerde beelden zag.
Een ervaring die je je kunt voorstellen, maar die je nooit echt hebt meegemaakt. Van belang bij het interpreteren van oogbewegingen.
Voorbeeld: Je stelt je voor hoe een drumstel zou klinken als het onder water werd bespeeld.
Opmerking: De vooronderstelling is dat je dit soort ervaringen construeert uit elementen van werkelijk beleefde ervaringen.
Metamodel-overtreding waarbij je beweert dat je weet wat de ander denkt of ervaart.
Voorbeeld: Metamodel-overtreding: “Zij probeert indruk op mij te maken”. Metamodel-uitdaging: “Hoe weet je dat?”.
Metafoor waarin de mens wordt gezien als een groep subpersoonlijkheden met ieder hun eigen wereldmodel en subjectieve ervaring.
Voorbeeld: Je wilt je baas al jaren eens goed de waarheid zeggen, maar het komt er nooit van. ‘Iets’ houdt je tegen. Misschien een gedeelte dat bang is om ruzie te krijgen.
Veralgemenisering. Een enkele ervaring wordt als maatstaf gebruikt voor een hele klasse van ervaringen; waarbij afwijkingen daarvan niet meer worden waargenomen. Je ervaart een gemeenschappelijk element in een serie gebeurtenissen.
Voorbeeld: “Mensen denken liever niet na”. Hier is ‘mensen’ de generalisatie van de concrete individuen waarvan je ooit geconcludeerd hebt dat ze liever niet nadenken’.
Opmerking: Generalisatie is een van de drie universele modelleringsprincipes (deletie, generalisatie en vervorming) waarmee we ons wereldmodel vormen en in stand houden.
Afkorting van Geleid Intern Proces, ook wel ‘groepsmeditatie’ of ‘geleide fantasie’ genoemd. De NLP-er doet suggesties voor innerlijke processen die de ander vervolgens bij zichzelf oproept. De suggesties zijn specifiek genoeg om doelgericht mee te werken maar vaag genoeg om door een groot aantal mensen gelijktijdig te worden begrepen, geaccepteerd en ‘ingevuld’.
Opmerking: Maakt veel gebruik van het Miltonmodel.
Spreek uit: ‘gustatoor’.
Betrekking hebbende op smaak en proeven.
Opmerking: Onderdeel van de four-tuple: Visueel, Auditief, Kinesthetisch, Olfactoir/Gustatoir <VAKO/G>.
De betekenis van een verschijnsel veranderen door het in een ander kader (Engels: frame) te plaatsen.
Voorbeeld: Uitspraak: “Ik durf mijn emoties niet te tonen”. Reframe: “Dus je zou een fortuin kunnen verdienen met pokeren!”
Zie ook ‘Context-frame’, ‘Betekenis-reframe’ en Zes-staps reframing’.
Datgene wat iemand verhindert om een desired state (doeltoestand) te bereiken.
Voorbeeld: Ik wil graag stoppen met roken. Maar als ik dat probeer voel ik me zo eenzaam dat ik maar weer begin. Het gevoel van eenzaamheid is in dit geval de hindernis.
De hindernis is een element van het ‘NLP-gesprek’.
De subjectieve ervaring zoals die nu is (in tegenstelling tot de desired state (doeltoestand)).
Opmerking: Van de huidige toestand kan worden gespecificeerd:
De huidige toestand is een onderdeel van de elementaire trits:
(Engels: Present state, Desired state, Resources).
De huidige toestand is een element van het ‘NLP-gesprek’.
Ook wel: ‘vermogen’ of ‘innerlijk vermogen’. Een behulpzame interne toestand, interne weergave of extern gedrag of een combinatie daarvan. Datgene wat een probleem oplost.
Voorbeeld: Als je een roman schrijft is ‘creativiteit’ een hulpbron.
Opmerking: Ook een persoon of een ding (bijvoorbeeld een boek) kan een – externe – hulpbron zijn.
De hulpbron is een element van het ‘NLP-gesprek’.
Letterlijk (Van Dale): maken tot een harmonisch geheel. Een patroon is geïntegreerd wanneer het optreedt of wordt gebruikt in verschillende contexten en op verschillende niveaus. Twee elementen zijn geïntegreerd wanneer ze samen een nieuw geheel vormen.
Voorbeeld: Je hebt geleerd om naar de positieve intentie achter gedragingen te kijken. Dat is als patroon geïntegreerd, wanneer je het gebruikt op je werk, tegenover je kinderen, tegenover automobilisten in de file, als je over jezelf nadenkt, etc. (verschillende contexten) en als je het niet alleen gebruikt in je denken, maar ook in je gedrag, je gevoelsleven, je overtuigingen, etc. (op verschillende logische niveaus).
Opmerking: zie ook ‘patroon’ en ‘structuur’.
Stemmen en woorden die je in gedachten hoort. Praten tegen jezelf.
Opmerking: Van belang bij het interpreteren van oogbewegingen. NLP-notatie: Ad
Zintuiglijke weergaven van de wereld, in ons centrale zenuwstelsel (in woorden, beelden, geluiden, gevoelens, geuren en smaken).
Voorbeeld: Je ziet dat de thermometer op min acht staat (Ve), in gedachten zie je een hongerig koolmeesje (Vc) en je hoort een innerlijke stem die zegt: “Laat ik wat brood buiten leggen” (Ad). Je gaat naar buiten en legt het brood in het vogelhuisje (extern gedrag). Vc en Ad vormen in dit geval samen de interne weergaven.
Opmerking: Onderdeel van de trits: interne toestand, intern weergaven, extern gedrag, die samen de structuur van de subjectieve ervaring vormen (Engels: internal state, internal proces, external behaviour).
Je sensaties, emoties en stemming op een gegeven moment.
Voorbeeld: “Opwinding, ik voel het in mijn buik en mijn keel”.
Opmerking: Onderdeel van de trits: interne toestand, interne weergaven, extern gedrag, die samen de structuur van de subjectieve ervaring vormen (Engels: internal state, internal proces, external behaviour).
Letterlijk (Van Dale): gebrek aan overeenstemming. Een of meer gedeelten zijn het niet eens met de boodschap. Je geeft (daardoor) in verschillende zintuiglijke kanalen tegenstrijdige informatie (‘dubbele boodschappen’).
Voorbeeld: Je zegt: “Leuk!”. Je stem gaat omlaag en je zucht. Je kijkt somber. Je trekt je schouders op en je schudt met je hoofd.
Opmerking: Tegenovergestelde van congruentie.
Een kernpatroon is een patroon met een hoge mate van ‘structurele coherentie’. Het komt in veel verschillende contexten en op meerdere niveaus voor. Vaak heeft het een lange geschiedenis en is het terug te vinden in vroege ontwikkelingsstadia.
Een kerntoestand is een spirituele toestand zoals ‘vrede’, ‘verbondenheid’ of ‘eenheid’. In NLP wordt aangenomen dat een kerntoestand niet hoeft te worden aangeleerd en dat iemand er op ieder gegeven moment voor kan kiezen om een kerntoestand bij zichzelf op te roepen.
Betrekking hebbende op gevoel, sensatie, emotie of beweging.
Opmerking: Onderdeel van de four-tuple: Visueel, Auditief, Kinesthetisch, Olfactoir/gustatoir <VAKO/G>. Van belang bij het interpreteren van oogbewegingen.
Ook wel: ‘submodality driver’. De submodaliteit die – wanneer hij wordt gewijzigd – de grootste invloed heeft op een ervaring.
Voorbeeld: Ervaring: ontspannen op het strand liggen. Als ik de warmte van de zon sterker maak, wordt de hele ervaring sterker (kritieke submodaliteit). Als ik het geluid van de meeuwen verder weg laat klinken, verandert er niet veel aan de ervaring (niet-kritieke submodaliteit).
Je neemt een bewegingsritme van de ander over, maar met een ander lichaamsdeel.
Voorbeeld: Je knikt met je hoofd in het ritme waarin de ander ademt.
Een lijn waarbij iemand in de ruimte het verloop van zijn leven weergeeft, van zijn geboorte tot en met zijn ouderdom. Dit is een onderdeel van verschillende NLP-technieken, bijvoorbeeld Change Personal History. Er wordt afgesproken dat iemand het betreffende moment uit zijn leven op de lijn geassocieerd beleeft en dat hij het naast de lijn (op de ‘zijlijn’) gedissocieerd beschouwt.
Opmerking: De levenslijn is iets anders dan de persoonlijke tijdslijn (hoe iemand de tijd spontaan beleeft).
Betrekking hebbende op de taal. Staat binnen ‘Neuro-Linguistisch Programmeren’ voor de aanname dat neurologische processen worden geordend middels de taal.
Opmerking: Afgeleid van het Latijnse woord ‘lingua’ voor ‘taal’.
Met betrekking tot leren, verandering en communicatie wordt door Robert Dilts de volgende hiërarchie van logische niveaus gehanteerd:
Soms wordt ook een indeling in drie niveaus gebruikt: 1) Zijn, 2) Wereldmodel en 3) Gedrag.
Opmerkingen:
Het begrip ‘logisch niveau’ is ontleend aan Gregory Bateson.
Verzameling taalpatronen met bijbehorende vragen, bedoeld om generalisaties weer te verbinden met de belevingen waar ze op zijn gebaseerd.
Doelen van het metamodel zijn:
Voorbeeld: “Het is beter om NLP te integreren”.
Metamodel-overtredingen: halve vergelijking, vaag werkwoord en eeuwige waarheid.
Metamodel-uitdagingen: “Beter dan wat?”, “Integreren waarmee?” en “Wie vindt dat beter?”.
Opmerking: Het Griekse woord ‘meta’ betekent: ‘boven’. Het metamodel is meta ten opzichte van iemands wereldmodel; het is een model voor het veranderen van wereldmodellen.
Je bent in metapositie wanneer je naar jezelf kijkt en luistert en waarneemt hoe je – daar in het hier-en-nu – reageert.
Opmerkingen: Het Griekse woord ‘meta’ betekent: ‘boven’.
In het NLP-gesprek betekent metapositie: gedissocieerd de present state (huidige toestand) en de desired state (doeltoestand) beschouwen.
Een verkorte versie van het complete metamodel, ontwikkeld in de jaren ’90.
Metamodel-overtredingen in het minimetamodel zijn:
Verzameling taalpatronen ontleend aan het werk van Milton H. Erickson. Milton-model patronen zijn geschikt voor het oproepen van ervaringen via indirecte suggestie.
Voorbeeld: “Ik weet niet of je al een duidelijk beeld hebt van de nieuwe dingen die je aan het leren bent”. De vooronderstelling is dat je nieuwe dingen aan het leren bent, maar de aandacht wordt verschoven naar de vraag of je daar al dan niet een duidelijk beeld van hebt.
Opmerking: Het Miltonmodel maakt gebruik van dezelfde linguïstische principes als het metamodel, maar als het ware in omgekeerde richting. Bij het metamodel specificeer je informatie. Bij het Milton-model geef je globale formuleringen die de ander zelf invult.
Overdrachtelijke uitdrukkingsvorm. Een boodschap wordt verpakt in een verhaal of een anekdote. Het bewuste denken pikt de boodschap niet op maar het onbewuste wordt op het juiste spoor gezet.
Voorbeeld: Je wilt tegen iemand zeggen dat hij meer kan dan hij denkt. Je vertelt een verhaal over een poesje dat schrikt als het ziet hoe groot en sterk zijn eigen spiegelbeeld is.
Ook wel: denkstijl-elementen. Patronen in hoe iemand denkt. Metaprogramma’s staan meta t.o.v. bijvoorbeeld strategieën en criteria; ze geven aan hoe iemand daarmee omgaat.
Voorbeeld: Je hebt als belangrijk criterium ‘eerlijkheid’. Als je zegt: “Ik wil mijn collega eerlijk behandelen”, hanteer je het criterium ‘eerlijkheid’ volgens het metaprogramma ‘bereiken’ (Engels: ‘towards’). Maar als je zegt: “Ik wil niet dat hij oneerlijk behandeld wordt”, hanteer je hetzelfde criterium volgens het metaprogramma ‘vermijden’ (Engels: ‘away from’).
Uitdrukking die mogelijkheid of noodzakelijkheid uitdrukt. Twee soorten: 1) modale operator van mogelijkheid en 2) modale operator van noodzakelijkheid.
Voorbeeld: 1) “Ik kan niet zomaar weglopen” (modale operator van mogelijkheid). Metamodel-uitdaging: “Wat houdt je tegen?”. 2) “Ik moet deze klus vanavond af hebben” (modale operator van noodzakelijkheid). Metamodel- uitdaging: “Wat zou er gebeuren als je hem vanavond niet af had?”
Letterlijk (Van Dale): wijze van zijn of kennen. In NLP: zintuiglijk weergavesysteem. De vijf modaliteiten zijn: visueel (zien), auditief (horen), kinesthetisch (voelen), olfactoir (ruiken) en gustatoir (proeven).
Op de praktijk gericht, op eerdere ervaring berustend schema (Van Dale).
In NLP: een weergave van de werkelijkheid.
Voorbeeld: het metamodel is een model voor het veranderen van wereldmodellen. Het TOTE-model is een model voor doelgericht handelen.
Proces waarbij je de vermogens van een expert overdraagbaar maakt.
Binnen het NLP Master Practitioner Programma leerproces waarbij je:
Soms worden ook problematische patronen gemodelleerd, teneinde ze te begrijpen en te veranderen.
Betrekking hebbende op het zenuwstelsel.
Staat binnen ‘Neuro-Linguistisch Programmeren’ voor de aanname dat onze subjectieve ervaring ontstaat in wisselwerking met onze neurologische processen.
Opmerking: Afgeleid van het Griekse woord ‘neuron’ voor ‘zenuw’.
Ontleend aan Korzybski,
Postuleert vier theoretische niveaus.
Overzichtsmodel ontwikkeld door het IEP:
Opmerking: Wordt recursief (volgens TOTE-model) gebruikt.
Conceptuele ruimte met drie dimensies, waarbinnen beleving zich afspeelt.
Metamodelovertreding waarbij een levend proces wordt weergegeven alsof het een ding is.
Voorbeeld: “Die beslissing ligt er nu eenmaal”. ‘Beslissing’ is een nominalisatie. De metamodel-uitdaging kan zijn: “Wat hebben jullie dan precies gedaan wat jullie nu ‘de beslissing’ noemen?” (of iedere ander vraag die naar handelingen vraagt).
Spreek uit: olfactoor.
Betrekking hebbende op geur en ruiken.
Opmerking: Onderdeel van de four-tuple: Visueel, Auditief, Kinesthetisch, Olfactoir/Gustatoir <VAKO/G>.
In NLP: oogbewegingen die aangeven welk zintuiglijk weergavesysteem iemand op een gegeven moment gebruikt. Visueel, auditief of kinesthetisch, geconstrueerd of herinnerd.
Semantische metamodel-overtreding waarbij iemand beweert dat zijn ervaringen worden veroorzaakt door zaken of personen buiten hem.
Voorbeeld: “Ik word zenuwachtig van arrogante mensen”. Metamodel-uitdaging: “Hoe precies zorgt de aanwezigheid van arrogante mensen er voor dat jij zenuwachtig wordt?”.
De zin zoals hij wordt uitgesproken.
Voorbeeld: Oppervlaktestructuur: “De deur is blauw”. Dieptestructuur (in dit geval): “Jan en Piet hebben de voordeur van Oma’s huis blauw geverfd”.
Opmerking: De dieptestructuur kan vanuit de oppervlaktestructuur worden achterhaald door metamodel-vragen te stellen.
Je geeft een ervaring eerst in een bepaald zintuiglijk systeem weer en betrekt daar vervolgens een of meer andere systemen bij.
Voorbeeld: Je hoort in gedachten iemand praten, maar je ziet hem niet. Terwijl je naar hem blijft luisteren, visualiseer je zijn mond die de woorden uitspreekt en van daaruit de rest van zijn gezicht.
Ook wel: ‘aanname’, ‘geloof’, ‘idee’, ‘uitgangspunt’.
Iets dat je gelooft. Een generalisatie over (veralgemenisering van) belevingen.
Een overtuiging wordt in NLP gezien als een relatie tussen:
Voorbeelden: “Mediterraan eten is gezond”, “Organisaties hebben een visie nodig”, “Mensen streven naar het goede”.
Het werken met overtuigingen is een belangrijk onderdeel van het NLP Master Practitioner Programma.
Een ordening van elementen (structuur) die in verschillende contexten en/of op verschillende niveaus word herhaald.
Voorbeeld 1: Als Willem zijn boot verft, stelt hij zich voor waar het kan gaan lekken. Als hij een zwakke plek vindt, schopt hij er tegenaan om te kijken of het houdt. Als Willem een projectvoorstel beoordeelt, vraagt hij zich af “Waar kan dit misgaan?”. Vervolgens voelt hij de schrijver stevig aan de tand. In beide contexten zien we hetzelfde patroon: een zwak element zoeken en dat belasten om het te testen.
Voorbeeld 2, van Margaret Mead: In een bepaalde cultuur brengen de mensen alleen versieringen aan op hun voordeuren en niet binnen in hun huizen. In dezelfde cultuur is men veel bezig met het perfectioneren van de eigen huid.
Patroon waarbij iemand het tegenovergestelde doet of zegt van wat de ander wil of verwacht.
Voorbeeld: “Je moet een beetje voorzichtig met hem zijn”. “Hoezo? Ik ben absoluut niet verplicht om voorzichtig te zijn met wie dan ook!”.
Ook wel: ‘positieve bedoeling’.
NLP gaat er van uit dat elk gedrag, hoe bizar of destructief ook, een positieve bedoeling heeft.
Voorbeeld: Iemand die zelfmoord wil plegen kan de positieve intenties hebben om zijn gezin te verlossen van zijn depressieve buien en zichzelf rust te geven.
Modellen en technieken gebaseerd op het modelleren van magische rituelen in traditionele culturen. Samentrekking van ‘pragmatisch’ (het idee dat de waarde van een idee wordt bepaald door wat het mogelijk maakt) en ‘magie’ (het contact maken met bovennatuurlijke machten).
Voorbeeld: Een typisch pragmagische techniek is de ‘levensslijnmagie’. Er wordt een levenslijn gevisualiseerd met daarop voorouders, jongere zelf, huidige zelf, oudere zelf en nazaten. Vervolgens wordt in een serie ritmisch-extatische dansen met deze posities geassocieerd teneinde via een geïntegreerde beweging tot een geïntegreerde spirituele ervaring te komen.
Ontwikkeld door Jaap Hollander.
Een predikaat is een woord dat een eigenschap aangeeft.
“Hij lijkt me een stevige man”: Predikaten van ‘hij’: Man en Stevig.
Predikaten weerspiegelen vaak het zintuiglijke weergavesysteem (visueel, auditief, of kinesthetisch) dat iemand op een gegeven moment gebruikt.
Voorbeeld:
Visuele predikaten: “Toen ging er een lichtje bij mij op!”.
Auditieve predikaten: “Toen ging er een belletje bij mij rinkelen!”.
Kinesthetische predikaten: “Toen drong het tot mij door!”.
Programmeren staat binnen de term ‘Neuro-Linguistisch Programmeren’ voor het proces waarbij de elementen van een structuur (in het geval van NLP: zintuiglijke weergaven) op een zodanige manier worden georganiseerd dat een bepaald resultaat wordt bereikt.
Meer hierover kan je lezen bij Wat is NLP?
Communicatie tussen een deskundige en een klant waarbij de deskundige doelgericht gewenste effecten bij ander op gang brengt, wordt in NLP gedefinieerd aan de hand van het TOTE-model uit de cybernetica, gekenmerkt door:
Voorbeelden: Professionele communicatoren zijn (idealiter): coach, adviseur, verkoper, therapeut, manager.
Spreek uit: “Rappoor”.
Een relatie die wordt gekenmerkt door harmonie, begrip, wederzijds vertrouwen en de bereidheid de ander te volgen. Ook wel: goed contact.
Dezelfde informatie wordt op verschillende manieren gegeven.
Voorbeeld: Je wilt een bepaalde werkwijze uitleggen. Je laat de luisteraars eerst stap voor stap door de serie handelingen heenlopen (kinesthetische presentatie), dan laat je schema’s en diagrammen zien (visuele presentatie) en tenslotte geef je duidelijke verbale instructies voor iedere stap (auditieve presentatie).
Concrete ervaring die als basis dient voor een begrip: “Waar refereert dit begrip aan?”.
Voorbeeld: Je hebt het vermogen om vriendelijk te zijn. Hoe weet je dat? Je denkt terug aan een moment dat je vriendelijk tegen je vader was. Dat is op dat moment je referentie-ervaring voor ‘vriendelijk zijn’.
Opmerking: Het verschil tussen een referentie en een representatie (weergave) is dat een referentie een concrete ervaring is (iets dat je ooit hebt meegemaakt), terwijl een representatie ook abstract of geconstrueerd kan zijn (bijvoorbeeld een diagram).
Verschillende aspecten van een ervaring of een proces koppelen aan verschillende plaatsen in de ruimte.
Voorbeeld: Je plaatst je verleden achter je in de ruimte, de toekomst voor je.
Ook wel ‘Satir-typen’.
Communicatiepatronen of houdingen die mensen – vooral in moeilijke situaties – aannemen. Geformuleerd door Virginia Satir.
Opmerking: De Satir-posities zijn: 1) de ‘verzoener’ (Engels: ‘placator’), 2) de ‘beschuldiger’ (Engels: ‘blamer’), 3) de ‘computer’ (Engels: ‘super reasonable’ of ‘computer’) en 4) de ‘afleider’ (Engels: ‘distractor’).
Model voor het verzamelen van informatie voor veranderingswerk. Ontwikkeld door Robert Dilts.
S.C.O.R.E staat voor
(De volgorde waarin deze elementen worden weergegeven is overigens: C.S.R.O.E.).
Van ieder van deze elementen wordt vastgesteld:
Voorbeeld: Symptoom: Snoepen. Oorzaak: Onbevredigende activiteiten. Doeltoestand: Gezond eten. Effect: Positief zelfbeeld. Hulpbronnen: Standvastigheid en zelfwaardering.
Leer van de betekenis van woorden. Semantisch betekent ‘inhoudelijk’.
Leer van de tekens (in hun relatie tot hun betekenis en tot elkaar).
Het gedrag van de ander nadoen (weerspiegelen) om het rapport te bevorderen of om informatie te verzamelen.
Voorbeeld: Je gaat in dezelfde houding zitten als de ander.
Een anker versterken door er meerdere ervaringen aan te koppelen die het gewenste effect gemeen hebben.
Voorbeeld: Je wilt een anker creëren voor ‘zelfvertrouwen’. Je laat de ander vijf ervaringen opzoeken waarin hij zelfvertrouwen voelde en je koppelt ze één voor één aan hetzelfde anker.
Ook: ‘innerlijke strategie’ of ‘mentale strategie’.
Opeenvolging van innerlijke weergaven (beelden, geluiden, gevoelens, e.d.) die tot een bepaald resultaat leidt.
Voorbeeld: Je wilt een beslissing nemen. Je vormt geconstrueerde beelden van wat je zou kunnen doen. Je herinnert je in beelden hoe je het eerder hebt aangepakt. Je vergelijkt de geconstrueerde met de herinnerde tot je een prettig gevoel krijgt. Dan zeg je tegen jezelf: “Laat ik dat maar doen”. De notatie van deze beslissingsstrategie is: Vc->Vr->Vc/Vr->K->Ad.
Opmerking: Het woord ‘strategie’ is afgeleid van het Griekse woord ‘strategos’, dat ‘generaal` betekent.
Letterlijk (Van Dale): wijze waarop een samengesteld geheel is opgebouwd.
In NLP: een ordening van elementen en hun onderlinge relaties.
Gedrag, weergaven, criteria en overtuigingen zijn structureel coherent wanneer ze geïntegreerd zijn, d.w.z. op meerdere niveaus en in meerdere contexten terug te vinden zijn.
Voorbeeld: Je coachende benadering is structureel coherent binnen je werk wanneer je je leerlingen, je klanten en je eigen rol als coach vanuit dezelfde principes benadert.
De structuur van de subjectieve ervaring bestaat uit de relaties tussen de volgende vijf elementen:
Voorbeeld:
Desired state (doeltoestand): Ontspannen blijven.
Context: “Als ik kritiek krijg van een collega”. Extern gedrag: Vragen: “Leg dat eens uit?”. Interne toestand: een rustig, neutraal gevoel. Interne weergaven: Ad: “Het gaat over wat ik doe, niet over wie ik ben”. Vc: Beeld van mezelf als geheel.
Criterium: Ik wil hier iets van leren. Overtuiging: Me veilig voelen leidt tot iets kunnen leren.
Ook wel: ‘Feedback-loop’.
Er bestaat tussen twee elementen een stuurkundige lus wanneer het ene element wordt gestuurd door de reacties die het van het andere terugkrijgt (feedback).
Voorbeeld: Hoe meer jij op mij afstemt, des te meer stem ik op jou af, des te meer stem jij op mij af, etc.
Fijnere onderscheidingen binnen de modaliteiten (V, A, K O en G). Modaliteiten zijn een aspect van de innerlijke weergaven (denken) en submodaliteiten zijn aspecten van modaliteiten.
Voorbeelden: Heeft een beeld veel of weinig contrast? Klinkt een geluid hard of zacht? Is een geur fris of bedompt?
Proces waarbij een weergave in het ene weergavesysteem een ervaring in een ander weergavesysteem oproept.
Voorbeeld: Bij het gekras van een krijtje lopen de rillingen je over de rug (A->K synesthesie).
Leer van de zinsbouw. Breder opgevat: de manier waarop elementen worden gerangschikt tot een betekenisvol geheel. Wordt in NLP soms overdrachtelijk gebruikt om rangschikkingen van bijvoorbeeld zintuiglijke weergaven aan te duiden.
Ook wel: techniekgedaante.
De vorm waarin een techniek wordt gepresenteerd (i.t.t. de structuur van de techniek). Techniekvormen of -gedaanten zijn:
Een gegeven dat niet in overeenstemming is met een bepaalde generalisatie.
Voorbeeld: Generalisatie: alle Turken heten Ali. Tegenvoorbeeld: Je kent een Turk die Mehmet heet.
Ook wel ‘samenvatten’. Je herhaalt of vat samen wat de ander heeft gezegd (of wat er tot dan toe is gebeurd), zo veel mogelijk in dezelfde woorden.
Opmerking: Terugsporen kan op micro-niveau (bijvoorbeeld een uitspraak van de ander letterlijk herhalen met dezelfde intonatie en hetzelfde gebaar) of op macro-niveau (bijvoorbeeld samenvatten wat er de afgelopen maanden is gebeurd).
Non-verbale gedragingen die aangeven welk zintuiglijk weergavesysteem iemand op dat moment activeert. De belangrijkste toegangssignalen zijn oogbewegingen.
Voorbeeld: Iemand zegt: “Dat vind ik mooi”. Zijn ogen bewegen naar links beneden (kinesthetisch toegangssignaal). Interpretatie: hij krijgt er een bepaald gevoel bij. Hij activeert het gedeelte van zijn hersenen waar gevoelens worden verwerkt.
Afkorting van Test-Operate-Test-Exit. Je gaat na of de present state (huidige toestand) overeenkomt met de desired state (doeltoestand) (test 1) en als dat niet het geval is, doe je iets (operate) tot het wel het geval is (test 2) en dan hou je op (exit) of kies je een volgend doel.
Oorspronkelijk (rond 1940) ontwikkeld als besturingsmodel voor doelzoekende projectielen en later (1960) door Miller, Gal lanter en Pibram voorgesteld als een algemeen model voor doelgericht handelen.
Voorbeeld: Je voelt dat het te koud is in de kamer (test 1). Je draait aan de verwarmingsknop (operate). Je voelt dat het nu warm genoeg is (test 2). Je draait verder niet meer aan de knop (exit).
Een visuele weergave van hoe iemand de tijd beleeft en waar hij zich ten opzichte van die lijn bevindt.
Voorbeeld: Voor persoon A verloopt de tijd als een rechte lijn van achter hem naar voren. Hij staat op die lijn. Voor persoon B verloopt de tijd als een gebogen lijn, waar hij van een afstand naar staat te kijken en waarbij zowel het verleden als de toekomst voor hem liggen.
Opmerking: De tijdslijn is iets anders dan de levenslijn.
Vraag die je stelt naar aanleiding van een metamodel-overtreding. Het metamodel specificeert welke metamodel-uitdaging(en) je naar aanleiding van een gegeven overtreding kunt gebruiken.
Voorbeeld: Metamodel-overtreding: “Het is beter om het hem niet te vertellen”. Metamodel-uitdagingen: a) “Voor wie is dat beter?”, b) “Wie vindt dat beter?”, c) “Beter dan wat?”, d) “Wat is het precies dat je hem niet wilt vertellen?”.
Toestand waarin je aandacht volledig naar buiten gericht is. Je bent je niet bewust van je interne processen.
Voorbeeld: Wanneer je tijdens het skiën pijlsnel een steile helling afvliegt, ben je waarschijnlijk in uptime.
Opmerking: Tegenovergestelde van ‘downtime’. Verwant aan ‘flow’.
Drie principes volgens welke uit de stroom van indrukken die ons centrale zenuwstelsel binnenstroomt we een wereldmodel opbouwen en consistent houden. De universele modelleringsprincipes zijn:
Veranderde bewustzijnstoestand die onder meer gekenmerkt wordt door naar binnen gerichte concentratie, een beter contact met onbewuste hulpbronnen en het gemakkelijker volgen van suggesties.
Proces waarbij je een bepaald aspect van een beleving constant houdt (meestal het gevoel) en zoekt (meestal op een levenslijn) naar andere, soortgelijke, ervaringen waar dat aspect een onderdeel van is.
Ook wel: jij-positie.
Positie van waaruit je een interactie (waar je zelf aan deelneemt) waarneemt. Je beschouwt de situatie vanuit de ander, je bent gedissocieerd van je eigen ervaring en geassocieerd met die van de ander.
Jij-positie
Voorbeeld: Uitspraak vanuit tweede positie: “Het is een hele kus voor je, hè”.
Opmerking: De andere twee waarnemingsposities zijn: 1e positie (je ervaart de situatie vanuit jezelf) en 3e positie (je beschouwt de interactie tussen jezelf en de ander vanuit een metapositie).
De tijd wordt ruimtelijk weergegeven als een lijn. Vaak in de vorm van een levenslijn: een opeenvolging van eigen levenservaringen.
Opmerking: Belangrijk onderdeel van onder meer veranderingstechniek Change Personal History.
Ook wel: Ongespecificeerd werkwoord.
Metamodelovertreding waarbij het werkwoord vaag of algemeen is. Er wordt niet gezegd wat er precies gebeurt.
Voorbeeld: “Zij beïnvloedt mij”. Metamodeluitdaging: “Hoe met name beïnvloedt zij jou?”.
Metamodel-overtreding waarbij niet duidelijk aangegeven wordt om wie of wat het gaat.
Voorbeeld:
Metamodel-overtreding: “Ze begrijpen me best”. Metamodel-uitdaging: “Wie begrijpen je best?”.
Methode voor het verminderen of opheffen van sterke emotionele reacties (meestal gevolg van traumatische ervaringen). De kern van het patroon is: ontkoppeling van beelden en gevoelens.
Opmerking: Belangrijk onderdeel van het fobiepatroon (ook wel ‘phobia cure’ genoemd).
Grappend de Jungle Jim genoemd (n.a.v. het diagram).
Conceptueel model, ontwikkeld door Robert Dilts naar analogie van Einsteins ‘verenigd veld theorie voor de natuurkunde’. Begrippen, toestanden en procedures worden in een driedimensionele ruimte geplaatst met als assen:
Voorbeeld: Zesstapsreframing kan als volgt in het assenstelsel worden geplaatst: Waarnemingspositie: client in 1e positie, gedeelte in 2de positie.
Logisch niveau: van gedrag omhoog naar overtuiging.
Tijdsfactor: van heden naar toekomst.
Proces waarbij iemand een ervaring verandert op basis van bestaande generalisaties.
Voorbeeld: Je gelooft dat iemand het beste met je voorheeft. Nu doet hij heel vervelend tegen je. Ineens besef je, dat hij je iets probeert te leren en dat hij dus eigenlijk niet echt vervelend doet.
Satir-positie gekenmerkt door: karikatuur van dienstbaarheid. Hulpeloze houding. Negatief zelfbeeld. Huilerig, zacht stemgeluid. Afhangende schouders, handpalmen naar boven gekeerd.
Opmerking: De Satir-posities: 1) Verzoener (placator), 2) Beschuldiger (blamer), 3) Computer (super reasonable of computer) en 4) Afleider (distractor).
Betrekking hebbende op zien, kijken en beelden.
Opmerking: Onderdeel van de four-tuple: Visueel, Auditief, Kinesthetisch, Olfactoir/gustatoir <VAKO/G>.
Visuele weergave (innerlijk beeld) van iets dat je nooit in werkelijkheid hebt gezien.
Voorbeeld: Je ziet in gedachten hoe je er over 20 jaar uit zult zien.
Opmerking: notatie: Vc
Visuele weergave (innerlijk beeld) van iets dat je in werkelijkheid hebt gezien.
Voorbeeld: Je ziet in gedachten de kleding die je collega aanhad toen je hem voor het laatst zag.
Opmerking: Notatie: Vr (Engels) Vh (Nederlands)
Analoog aan de eerste dingen die een arts vaststelt om de gezondheidstoestand van de patiënt te beoordelen. De vital signs – bedacht door Robert Dilts, zijn de eerste dingen die de NLP-er vaststelt om een goede weergave te krijgen van een ervaring.
De vital signs zijn:
Voorbeeld: Ik ben bang. 1) Toegangssignalen: Ik kijk rechts omhoog (betekenis: ik zie een herinnerd beeld). 2) Predikaten: Ik zeg: “Dat moment grijpt me altijd bij de keel.” (kinesthetische predikaten), 3) Metamodel- overtreding: “Altijd” 4) Lichaamshouding en gebaren: Ik krimp een beetje in elkaar en beweeg achterover. 5) Kritieke submodaliteit: Als ik de kleur uit het beeld haal ben ik veel minder bang. 6) Metaprogramma’s: Vermijden (“Hoe kom ik hier vanaf?”). Externe locus of control: “Ik kan er niets tegen doen”. 7) Criteria: Rust, controle. 8) Overtuigingen: Doordat in vroeger als kind mishandeld ben (oorzaak) komen herinneringen daar aan automatisch bij mij boven (verschijnsel), ik wil rust (criterium).
Ook wel: primair weergavesysteem.
Weergavesysteem (visueel, auditief of kinesthetisch) waar iemand primair gebruik van maakt. Komt soms tot uitdrukking in de woordkeuze (predikaten).
Voorbeeld: Als je favoriete zintuiglijke weergavesysteem voor het beoordelen van mensen kinesthetisch is, zul je iemand in eerste instantie beoordelen op basis van hoe je je bij hem voelt en zul je hem wellicht beschrijven als “iemand die met beide benen op de grond staat en die tegen een stootje kan” (kinesthetische predikaten).
Opmerking: Iemands primaire weergavesysteem kan wisselen per context.
Iets dat waar moet zijn, wil een bepaalde uitspraak betekenis hebben.
Voorbeeld: De uitspraak “Een oude fnoeks laat zich niet zo gemakkelijk wassen”, vooronderstelt dat er fnoeksen bestaan, dat ze oud kunnen worden en dat ze gewassen kunnen worden. Als dat niet zo was, zou de uitspraak onzinnig zijn.
Opmerking: Vooronderstellingen zijn een belangrijk aspect van het Milton-model.
De vooronderstellingen (aannames, uitgangspunten, axioma’s) van NLP zijn ‘werkovertuigingen’. Ze resulteren in een houding die het gebruik van NLP gemakkelijker en effectiever maakt.
Ze worden samengevat in 8 ‘slogans’.
Meer over de uitgangspunten van NLP lees je in Wat is NLP?
De formulering van een doel wordt in NLP getoetst aan vijf vormvoorwaarden (formele eisen):
Als het doel niet aan de vormvoorwaarden voldoet, wordt het bijgesteld tot het wel voldoet.
Standpunten van waaruit je een interactie waar je zelf deel aan hebt, kunt beschouwen. De drie waarnemingsposities zijn:
Opmerking: Soms worden er een 4e positie (wij-positie) en een 5e positie (het veld) aan deze drie posities toegevoegd.
Ook wel: ‘representatie’.
Beelden, geluiden en gevoelens waarmee je de wereld innerlijk weergeeft.
Voorbeeld: a) Je hoort in gedachten het geluid van een bepaalde viool. Dat is je auditieve weergave van die viool. b) Je ziet in gedachten een schema dat het proces van modelleren weergeeft. Dat is je visuele weergave van het begrip ‘modelleren’.
Zintuig plus het deel van het centrale zenuwstelsel dat je gebruikt om de informatie die daar binnenkomt, te verwerken. Bijvoorbeeld: het oog plus het gedeelte van de hersenen dat visuele informatie verwerkt.
Weergavesystemen zijn: visueel (beelden), auditief (geluiden), kinesthetisch (gevoelens, sensaties en beweging), olfactoir (geur), gustatoir (smaak) en linguïstisch (taal).
Metamodel-overtreding waarbij een deel van de informatie (die aanwezig is in de dieptestructuur, het netwerk van betekenissen dat aan de uitspraak ten grondslag ligt) wordt weggelaten.
Voorbeeld: Metamodel-overtreding: “Ik ben blij”. Metamodel-uitdagingen: “Waarmee?”, “Waarover?”.
Het netwerk van generalisaties (veralgemeniseringen) waarmee we onze ervaringen ordenen en dat ons in staat stelt onze weg door het leven te vinden. NLP gaat er van uit dat ieder mens een eigen uniek wereldmodel heeft en dat onze mogelijkheden en beperkingen voor een belangrijk deel door ons wereldmodel worden bepaald.
Iemands innerlijke processen aflezen uit zijn non-verbale reacties. Nadat je eerst dezelfde non-verbale reacties meerdere keren gelijktijdig met die innerlijke ervaring hebt waargenomen (patroonherkenning).
Voorbeeld: Je ziet dat iemands wenkbrauwen iets omhoog gaan, zijn ademhaling wordt iets sneller en zijn schouders gaan iets achteruit. Uit voorgaande observaties weet je: bij hem betekent dat, dat hij verontwaardigd is.
Het zintuiglijke weergavesysteem waarmee je je op een innerlijke ervaring richt. Het zoeksysteem activeert de andere systemen.
Voorbeeld: Je zoekt in je herinnering naar een moment dat je enthousiast was. Je ziet een beeld van zo’n moment (visuele ‘lead’). Vervolgens stap je in het beeld en herinner je je de enthousiaste gevoelens (kinesthetische weergave).
Opmerking: Gaat soms als een korte flits vooraf aan het systeem waar iemand zich uiteindelijk meer op richt.
Veranderingstechniek gebaseerd op Bateson’s gewoonte naar een bepaald vakgebied te kijken alsof het een ander vakgebied was. Hij kon bijvoorbeeld naar antropologie kijken alsof het een soort biologie was. In de Bateson-strategie geeft de klant een probleem weer en een gebied waarop hij uitstekend functioneert. Beide worden ruimtelijk verankerd. Vervolgens ‘vertaalt’ hij het probleem naar het ‘goede’ gebied en lost het daar op. Tenslotte vertaalt hij de oplossing weer terug naar het probleemgebied.
Ook wel: ‘Binnen-buiten conversie of -omzetting’. Techniek voor het oplossen van relationele problemen, met name ergernis of agressie. De klant communiceert met het gedeelte van hemzelf dat het met de irriterende ander eens is of dat net zo is als de irriterende ander. Door met dat gedeelte in het reine te komen, ontstaan nieuwe keuzes voor het omgaan met de (voorheen) irriterende ander.
Ontwikkeld door Anneke Meijer.
Ook wel: ‘Je geschiedenis herschrijven’.
Techniek waarbij je, uitgaande van een negatief ervaren gedrag of gevoel, m.b.v. transderivationeel zoeken relevante ervaringen (ervaringen waarin hetzelfde gevoel werd ervaren) in het verleden opspoort en die met beschikbaarheid van je huidige hulpbronnen herbeleeft. De weergave van de negatieve ervaringen verandert en/of je kunt er – emotioneel en cognitief – nieuwe conclusies aan verbinden (c.q. nieuwe overtuigingen op baseren).
Eén van de meest gebruikte NLP technieken.
Belangrijk onderdeel van het NLP Practitioner Programma.
Veranderingstechniek waarbij hulpbronnen (met name de innerlijke toestand daarvan) worden verankerd aan een imaginaire cirkel op de grond. De ‘gestapelde’ hulpbron die zo ontstaat, wordt gebruikt om in probleemsituaties tot nieuwe keuzemogelijkheden te komen.
Kan ook generatief worden gebruikt, d.w.z. om hulpbronnen te versterken los van eventuele probleemsituaties.
Belangrijke veranderingstechniek in het NLP Practitioner Programma.
Veranderingstechniek voor het ontwikkelen van nieuw gedrag, door Robert Dilts ontleend aan het denken van Walt Disney. Er worden drie manieren van denken (referentie-ervaringen) verankerd: dromer (Engels: Dreamer), criteriumbewaker (Engels: Critic) en uitvoerder (Engels: Realist). Aan de drie posities worden oogbewegingen verankerd: dromer = Vc, criteriumbewaker = Ad, uitvoerder = K. Vervolgens doorloopt iemand deze drie posities (vaak meerdere malen) om tot nieuwe ideeën en handelingen te komen.
Techniek waarbij je nieuw gedrag leert door eerst het gewenste gedrag gedissocieerd weer te geven (je ziet het jezelf of iemand anders doen). Vervolgens evalueer je het nieuwe gedrag, beleef je het – eventueel na verdere verfijning – geassocieerd en stem je het af op de toekomst.
Opmerking: Een verder ontwikkelde vorm van de gedragsgenerator is de ‘Disney strategie’. Hierbij wordt nieuw gedrag bedacht binnen een samenwerkingsverband tussen een dromer, een criticus (criteriumbewaker) en een realist (uitvoerder).
Hiërarchie waarbij elk hoger gelegen criterium meer invloed heeft op gedrag/ervaring dan de daaronder gelegen criteria. In de ‘hierarchy of criteria technique’ wordt, op grond van een gedrag dat de klant niet kan realiseren, een hiërarchie bepaald. Van elk criterium worden interne weergaven, submodaliteiten en metaprogramma’s vastgesteld. Deze informatie kan vervolgens op verschillende manieren worden gebruikt. De criteria kunnen bijvoorbeeld zodanig met elkaar worden verbonden, dat het gewenste gedrag aan alle criteria voldoet. Of de weergave van een bepaald criterium kan worden veranderd, bijvoorbeeld door submodaliteiten te verschuiven, waardoor dat criterium minder belangrijk of belangrijker wordt.
Techniek voor het beschikbaar krijgen van een vermogen in de situaties waarin je het nodig hebt. Je bepaalt welke ‘trigger’ nu in de betreffende situatie een ongewenste reactie oproept. De trigger koppel je aan een anker. De benodigde hulpbron koppel je aan een tweede anker. Vervolgens activeer je eerst het eerste en vervolgens het tweede anker, zodat de hulpbron wordt overgebracht naar de moeilijke situatie en wordt gekoppeld aan de trigger.
Opmerkingen: Verwant aan, maar niet hetzelfde als het ‘Integreren van ankers’. De techniek wordt alleen gebruikt met interne hulpbronnen.
NLP-techniek voor het stimuleren van creativiteit, door Anneke Meijer ontwikkeld op basis van het denken van Gene Early. De gebruiker bepaalt het thema, visualiseert een projectiescherm, stelt innerlijk de vraag “Ik ben benieuwd hoe…” en wacht af welke beelden er vanuit zijn onbewuste op een scherm verschijnen.
Generatieve veranderingstechniek, ontwikkeld door Jaap Hollander, waarbij iemand op alle logische niveaus zijn leven overziet en op grond daarvan zijn identiteit formuleert. Deze formulering wordt in alle zintuiglijke kanalen weergegeven en verankerd. Het anker dient als hulpbron.
Techniek voor het neutraliseren van negatieve gevoelens. Je koppelt het ene anker aan het negatieve gevoel en een andere anker aan het tegenovergestelde gevoel. Vervolgens activeer je beide ankers tegelijkertijd.
Veranderingstechniek ontwikkeld door Connirae Andreas. De positieve bedoeling van een gedeelte dat verantwoordelijk is voor problematische ervaringen, wordt net zo lang geabstraheerd (Engels: Chunking up) tot er een kerntoestand (Engels: Core State) wordt gevonden. Kerntoestanden zijn spirituele toestanden zoals vrede of eenheid, waarvoor iemand kan kiezen. Vervolgens laat iemand het betreffende gedeelte opgroeien met de gevonden kerntoestand beschikbaar.
Het in overeenstemming brengen van de formele eigenschappen (bijvoorbeeld submodaliteiten of metaprogramma’s) van de ene ervaring met die van de andere ervaring.
Voorbeeld: Als ik vaak vastloop in een bepaalde situatie, kan ik nagaan welke hulpbron ik daar nodig heb. Vervolgens kan ik een referentie-ervaring voor die hulpbron opzoeken en van die twee ervaringen (vastlopen en hulpbron) de submodaliteiten, metaprogramma’s (of andere formele eigenschappen) met elkaar contrasteren. Daarna kan ik de eigenschappen van de ‘vastloop’-ervaring net zo maken als die van de hulpbron-ervaring. Het resultaat is dat ik in de vastloop-situaties nieuwe keuzes ter beschikking krijg.
Veranderingstechniek ontwikkeld door Lucas Derks, waarbij iemand een probleem inbrengt en de NLP-er een metafoor introduceert. Vervolgens worden er steeds meer elementen van het probleem vertaald naar de metafore context. De gesprekspartner wordt hierbij door de NLP-er betrokken. Als de metafoor voldoende is ontwikkeld, vraagt de NLP-er hoe de persoon in de metafoor diens probleem zou oplossen. De gevonden oplossing wordt terugvertaald naar de feitelijke probleemcontext.
Voorbeeld: Iemand voelt zich onder druk gezet door zijn leidinggevende en weet niet hoe hij daar mee om moet gaan. De NLP-er introduceert een Frans kasteel met een tuinman en een baron. Hoe zou zo’n baron te hoge eisen aan zo’n tuinman kunnen stellen?
Serie NLP-technieken ontwikkeld door Lucas Derks.
Het sociaal panorama gaat er van uit, dat mensen (vaak onbewust) een beeld vormen van hun relaties. De submodaliteiten van dit beeld zijn representatief voor het karakter van de relatie. Door de submodaliteiten te veranderen kan iemand de aard van een relatie – zoals hij die ervaart – veranderen.
Veranderingstechniek waarbij eerst de submodaliteiten van een ongewenste ervaring worden veranderd, zodat die ervaring zwakker wordt, waarna de submodaliteiten van de gewenste ervaring zo worden veranderd dat die ervaring wordt versterkt.
Er zijn vier fasen:
De kritische submodaliteiten van deze vier fasen worden verankerd. Vervolgens worden de ankers als een keten geactiveerd.
Veranderingstechniek.
Diagnose: Problematische toestand wordt opgeroepen door specifiek innerlijk beeld, verhaal of gevoel. Stel dat het een beeld is.
Opmerking: Dit is een omschrijving van de visuele swish. Er zijn ook auditieve en kinesthetische varianten.
Zorgen dat gedragingen, vermogens, overtuigingen, identiteit en spiritualiteit in een bepaalde context of met betrekking tot een bepaald doel met elkaar in harmonie zijn en elkaar ondersteunen.
Voorbeeld: Ik wil een boek schrijven. Schrijven is een vermogen. Dit vermogen is ‘aligned’ (uitgelijnd) wanneer a) ik er de bijbehorende gedragingen voor kan ontwikkelen, b) het past bij mijn overtuigingen, c) het een uitdrukking is van wie ik ben (identiteit) en d) het wordt ondersteund door het grotere dat mij leidt (spiritualiteit). Concreet: Schrijven is aligned op gedragsniveau als ik altijd al veel notities heb gemaakt. Het zou niet-aligned kunnen zijn op identiteitsniveau, wanneer ik ‘een heel kwetsbaar mens’ ben, ik kan immers negatieve kritiek krijgen.
Veranderingstechniek waarbij je twee gevoelstoestanden (states) integreert door de bijbehorende beelden naar elkaar toe te zien bewegen, terwijl de bijbehorende gevoelens verankerd zijn aan respectievelijk de linker- en de rechterhand. De handen bewegen zich – bij voorkeur onbewust – naar elkaar toe in het tempo van de integratie. Tenslotte associeer je in het geïntegreerde beeld.
Conversationele techniek ontwikkeld door Anneke Meijer en Paul Bindels op basis van het denken van Frank Farelly. Wordt gebruikt als iemand een innerlijk conflict ervaart. Bij een innerlijk conflict zijn twee gedeelten van iemand het niet met elkaar eens. De NLP-er maakt sterk rapport met één van de gedeelten, tot de gesprekspartner ‘draait’ en het standpunt van het ander gedeelte gaat verwoorden. Dan maakt de NLP-er sterk rapport met dat andere gedeelte, tot de gesprekspartner opnieuw draait. Na enkele van deze wendingen treedt dikwijls integratie op.
Veranderingstechniek waarbij je contact legt met het gedeelte dat verantwoordelijk is voor een bepaald ongewenst gedrag. Vervolgens onderscheid je de positieve intentie van het gedrag en laat je het gedeelte naar nieuwe manieren zoeken om de positieve intentie te realiseren (met behulp van een creatief gedeelte).
Bioloog, antropoloog en filosoof.
Eén van de ontwikkelaars van de cybernetica en de double-bind theorie. Werkte lange tijd samen – en was getrouwd – met antropologe Margaret Mead.
Veel belangrijke begrippen in NLP zijn ontleend aan zijn werk. Met name: patroonherkenning, de cybernetic loop, het TOTE-model en de logische niveaus. Bateson wordt beschouwd als één van de grondleggers van NLP, vooral waar het gaat om de epistemologische (ken-theoretische) aspecten van NLP, bijvoorbeeld de relatie tussen wereldmodel en wereld.
Meer informatie over de invloed van Bateson op NLP, vind je bij Wat is NLP?
Richard Bandler en John Grinder begonnen eind jaren ’70 excellente therapeuten te modelleren (Virginia Satir, Milton Erickson en Fritz Perls). Hieruit ontstond NLP (Neuro-Linguïstisch Programmeren). De term NLP werd bedacht door Bandler. Later ontwikkelde Bandler nog andere, sterk aan NLP verwante systemen, zoals Design Human Engineering, Shamanistic Engineering en Neuro Hypnotic Repatterning.
Meer over de rol van Bandler in de ontwikkeling van NLP: Wat is NLP?
Dilts is een belangrijke NLP-ontwikkelaar en heeft veel bijgedragen aan het NLP-programma zoals dat over de hele wereld wordt onderwezen. NLP-begrippen zoals innerlijke strategieën, de Disney-strategie, de logische niveaus, woordmagie en reimprinting zijn door hem bedacht. Hij heeft een groot aantal boeken over NLP geschreven en bracht ook het derde generatie NLP voort.
Meer over de rol van Dilts in de ontwikkeling van NLP, vind je bij Wat is NLP?
Milton H. Erickson (1901-1980) wordt beschouwd als de vader van de moderne hypnotherapie. Veel NLP-patronen zijn gebaseerd op zijn werk. Erickson zag het onbewuste niet (zoals Freud) als een poel vol ziedende impulsen, maar als een pakhuis vol hulpbronnen, creativiteit en wijsheid. Hypnotherapie was voor hem een manier om mensen te leren die mogelijkheden te benutten. Hij benadrukte het belang van subtiele non-verbale boodschappen in de menselijke communicatie en droeg verschillende praktische technieken bij aan NLP.
John Grinder en Richard Bandler begonnen eind jaren ’70 excellente therapeuten te modelleren (Virginia Satir, Milton Erickson en Frirtz Perls). Hieruit ontstond NLP (Neuro-Linguïsttsch Programmeren). Grinder is linguïst en het eerste NLP-model (het metamodel) heeft een linguïstische basis. Later ontwikkelde Grinder een volgend model: NLP New Coding.
Meer over de rol van Grinder in de ontwikkeling van NLP: Wat is NLP?
Psycholoog. Bracht NLP in 1981 naar Nederland, samen met collega en echtgenote Anneke Meijer. Schreef 11 boeken, waarvan de meeste over NLP, vaak samen met andere NLP-collega’s.
Meer over Jaap Hollander.
(1879-1950) Poolse wetenschapper, spion en semanticus. Schrijver van ‘Science and sanity’ (1933). Formuleerde al een neuro-linguistisch model. Zijn belangrijkste boodschap is, dat wij als mens niet rechtstreeks met de wereld omgaan, maar met onze weergave van de wereld. Veel menselijk lijden komt voort uit het feit dat we onze weergaven van de werkelijkheid verwarren met de werkelijkheid zelf. Zijn slogan: ‘De kaart is niet het gebied’. Korzybski legde de epistemologische (kentheoretische) basis voor zowel NLP als de ‘Rationeel-Emotieve Therapie (RET).
Psycholoog. Bracht NLP in 1981 naar Nederland, samen met echtgenoot en collega Jaap Hollander. Ontwikkelde diverse NLP-technieken, waaronder het ‘Binnen-buiten model’.
Meer over Anneke Meijer.
(1893-1970) Grondlegger van de Gestalttherapie. De Gestalttheorie, waarvan de oorsprong ligt in psychologisch waarnemingsonderzoek, stelt dat het totaal van een persoon meer is dan de som van zijn gedeelten. Gestalttherapie houdt zich vooral bezig met het hier-en-nu en ziet geen heil in een analyse van oorzaken. Bandler en Grinder modelleerden Perls voor de ontwikkeling van NLP.
Meer over Perls in Wat is NLP?
(1916-1988) Wordt wel de moeder van de gezinstherapie genoemd. Ontwikkelde daar de ‘communicatietherapie’ en de ‘interactionele benadering’. Had een sterk geloof in de mogelijkheid van mensen om te groeien door contact. Werd door Bandler en Grinder gemodelleerd. Zij is de oorsprong van het afstemmen-en-leiden en het gebruik van predikaten in NLP. En niet te vergeten: het ‘huggen’.
Complete NLP-opleiding met certificering (18 dagen) - meest gekozen
NLP basisprogramma van 10 dagen. Tevens de eerste 10 dagen van het NLP Practitioner programma.
RETeC is een revolutionaire nieuwe coachingmethode, gebaseerd op onze onvermijdelijke neurologie. RETeC werkt snel, diepgaand en verrassend, en biedt blijvend resultaat. Voor al die hardnekkige issues waarvoor we geen echte oplossing vonden, brengt RETeC opluchting. En van daaruit kunnen we verder. Het is mind blowing, telkens weer.
Maddy van der Corput
Het boek RELIEF en de bijbehorende RETeC methode bieden een unieke aanpak. Ik kwam er al snel achter dat RETeC tot doorbraken leidt bij cliënten waar al mijn andere modellen faalden, of waar de vooruitgang traag verliep. Dit is niet alleen een andere techniek, maar een ander paradigma! RELIEF en RETeC gaven mij de kans mijn werk te vernieuwen. Ik kan de RETeC-trainingen van Wassili ten zeerste aan iedereen aanbevelen!
Jos van Boxtel
RETeC is not for the ‘weak’. Het daagt uit, het verandert je beeld over verandering en biedt een diepgaande methode aan die je kunt inzetten voor een grote verscheidenheid aan vraagstukken van cliënten. RETeC is, in mijn werk als coach en voor mijn cliënten, levensveranderd!
Kerim AlbudakWat mij aanspreekt is de veiligheid, de rust en de diepgang die je met elkaar bereikt. Door de organisatieopstellingen heb ik beter leren luisteren naar het onbewuste en vertrouwen op sensitiviteit. Het heeft mij diepere inzichten gegeven en een bredere blik op oplossingsrichtingen. Dit is een verrijking voor iedere professional. Samenwerkend in een team, of in een leiderschaps- , verander- of transitierol.
Els GeerisMijn ervaring met RETeC is dat het een bijzonder diepgaande vorm van therapie en coaching is die naar het ontstaansmoment van een probleem gaat en daar een blijvende verandering teweeg brengt. RETeC gebruik ik dan ook dagelijks in mijn praktijk. Mijn cliënten ervaren wezenlijke verschuivingen in hun problematieken. Tot nu toe ken ik geen elke vorm van therapie die dit op z’n snelle en effectieve manier doet. De opleiding tot RETeC-coach is dan echt een enorme aanrader!
Mathilde VosWassili haalt het beste uit mensen en uit dit materiaal! Ik vind hem een fantastische trainer.
Lucas DerksMijn eerste keer als representant was een cadeautje. Je staat in een dynamische opstelling die het probleem van iemand weergeeft. Je doet wat je voelt en denkt dat goed is. En alleen dat gedrag al geeft die ander zo’n ongelooflijk inzicht in zijn handelen en denken. En tegelijkertijd zit in iedere opstelling ook iets van jezelf en leer je iets van jezelf. Ik heb veel opstellingen meegemaakt en heb iedere opstelling ervaren als een uniek cadeau.
Mijn inzicht in onze constante voorspellingen i.c.m. ons energiebudget heeft door RETeC mijn ogen voor altijd geopend. Want het kunnen veranderen van ‘verkeerde’ betekenissen van gevoelde en jaren(!)lang doorleefde ervaringen voelt als een levensechte ervaring en: dat is het ook.
Fabian SaroMaak kennis met NLP via ons e-book 'De vooronderstellingen van NLP'
We respecteren je privacy. Je kunt op elk moment uitschrijven.