Wat is Provocatief Coachen?

Provocatief coachen is een prikkelende manier van helpen; een unieke cocktail van warmte, uitdaging en humor. 
Provocatief coachen is vaak effectief bij mensen die niet gedijen op de klassieke benadering.

Bekijk alle Provocatief coachen programma’s en trainingen van het IEP.

Definitie, & het ontstaan van, provocatief coachen in Nederland 

Definitie
Provocatief coachen en provocatieve therapie zijn vormen van begeleiding die de cliënt uitdagen. De provocatieve coach is qua archetype de nar. Hij zegt dingen die niemand anders zegt, zeker een hulpverlener niet. Hij benadert de cliënt met warmte en waardering. Maar daarbinnen daagt hij hem uit, bijvoorbeeld door zwakke punten uit te vergroten, door absurde verklaringen te geven, door stereotypen te overdrijven, door non-verbaal gedrag clownesk te spiegelen of door de structuur volledig te vergeten. Dit is zo anders, dat de provocatieve coach cliënten kan helpen die niet gedijen op het reguliere dieet van steun, zelfreflectie en advies. 

Ontstaan provocatieve therapie
Provocatieve therapie ontstaat in de jaren ’60. Frank Farrelly werkt als maatschappelijk werker en psychotherapeut in een psychiatrisch centrum in Wisconsin USA. Op een onbewaakt moment gooit hij de regels van de Rogeriaanse psychotherapie overboord en begint hij te zeggen wat hij echt denkt. Zij het op een warme, Amerikaans-Ierse, humoristische manier. Patiënten en collega’s zijn geschokt, maar sommige patiënten gaan wel verrassend snel vooruit. Frank heeft het vermogen om op een frisse manier naar dingen te kijken, relatief ongehinderd door sociale dogma’s of culturele verwachtingen. Hij geeft meer dan 40 jaar over de hele wereld les in de provocatieve methode, o.a. voor het IEP in Nijmegen. Hij overlijdt in 2013.

Provocatief coachen in Nederland
In 1985 brengt het IEP de provocatieve therapie naar Nederland. Frank Farrelly geeft meer dan 25 jaar lang jaarlijks een training voor het IEP. Sinds ongeveer 20 jaar worden er provocatieve trainingen en opleidingen gegeven door Jaap Hollander, Jeffrey Wijnberg, Anneke Meijer en enkele van hun ex-cursisten. Jaap, Anneke en Jeffrey worden door Farrelly erkend als opleiders. Er is een Nederlands register van provocatieve coaches dat drie niveaus kent.

Uitgangspunten van het provocatieve coachen
Hoe je werkt als coach, wordt in hoge mate bepaald door hoe je tegen mensen aankijkt. Wat is je professionele filosofie? Is de mens in wezen goed, maar in de praktijk geneigd tot het slechte? Of is het juist andersom? Moet je de hulpbronnen binnen in het individu zoeken of in zijn sociale omgeving? Zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen van wezenlijk belang? Of wordt de strijd tussen de seksen alleen gevoerd om het spannend te houden? Hoeveel van iemands persoonlijkheid komt voort uit zijn genen en hoeveel hangt af van zijn levensgeschiedenis? Zonder dat coaches en hulpverleners er zich altijd van bewust zijn, wordt hun handelen gestuurd door dit soort overtuigingen. Vandaar de vraag: waar gaan wij in provocatief coachen en provocatieve therapie van uit?

”Het meest persoonlijke is het meest universeel.”
– Frank Farrelly

Een coach of therapeut die de stelling aanhangt dat ieder mens volkomen uniek is, wordt daar op diverse manieren door beïnvloed. Hij zal de cliënt uitgebreid aan het woord laten, hij zal de unieke problematiek in zijn essentie proberen de begrijpen, hij zal vaak om voorbeelden vragen, veel informatie verzamelen en ervoor waken om zomaar iets te vooronderstellen. Herkent u al iets? De cliënt is immers uniek. Zijn verhaal moet met unieke, persoonlijke ervaringen worden ingevuld. Niets mag op basis van algemene principes worden aangenomen. Omgekeerd zal een provocatieve coach, die meer waarde hecht aan de universaliteit van de menselijke ervaring, zijn cliënt vaker in de rede vallen, zelf rake voorbeelden ophoesten en niet bang zijn om de betrekkelijkheid van de klachten te benadrukken. Twee kleine illustraties:

Traditionele coach, uitgaande van uniciteit: 
Man: “Mijn huwelijk is al jaren niks meer.” 
Coach: “Wat ellendig; hoezo niks?” 
Man: “Tja, kijk het is begonnen toen ik…..” 
Coach (een kwartier later): “Hmmm, wat naar dat u zich zo gekleineerd hebt gevoeld.”

Provocatieve coach, uitgaande van universaliteit:
Man: “Mijn huwelijk is al jaren niks meer.”
Coach: “Wat is het geworden… de drank of een vriendin?”
Man: “Allebei, maar die verhouding van mij….”
Coach: “Is je overkomen… daar was je niet op uit.”
Man: “Precies, maar…

Het is heel goed mogelijk dat de provocatieve visie niet strookt met je eigen visie op mensen in het algemeen en op mensen-die-het-moeilijk-hebben in het bijzonder. Mocht je je door de provocatieve stellingen uitgedaagd voelen, dan onderschrijf je datgene wat volgens ons de mens typeert, namelijk het vermogen om onafhankelijk stelling te nemen. En het is juist deze kracht, die de provocatieve hulpverlener wil versterken. “Dat ik het gewoon niet meer kan opbrengen in bed, dat durf ik echt aan niemand te vertellen”, hoorden we een hardwerkende manager van middelbare leeftijd zeggen. Welnu, mannen van middelbare leeftijd, wie heeft die ervaring nooit gehad? Op je vijftigste heb je niet meer die kracht en die potentie die je op je vijfentwintigste had. Het meest persoonlijke is juist heel universeel. Maar onze cliënt wist dat niet. Hij dacht dat hij de enige was. En met persoonlijk bedoelen we dan de dingen waar mensen van zeggen: dat houd ik voor me, dat hoeft niemand te weten. Wat iemand ten diepste raakt, wat iemand het meest ontroert, wat iemand voor geen goud aan de grote klok wil hangen, wat hij angstvallig verbergt, de dingen waar je het aller bangst voor bent of waar je het aller kwaadst om kunt worden…het is vrijwel allemaal universeel. Het zijn dingen die vrijwel ieder mens ooit voelt.

Nog heel onlangs maakten we een ontroerende illustratie van dit uitgangspunt mee. Eén van ons had net een paar maanden daarvoor zijn moeder verloren en zijn vader bleef alleen achter. Op een avond kwam hij bij zijn vader op bezoek en vond hij hem aan de keukentafel. In het gele lamplicht van de keuken was zijn vader bezig om de rouwadvertenties van de plaatselijke krant door te lezen. Op de krant lag een markeerstift. Zijn vader had twee teksten in rouwadvertenties onderstreept. ‘Het is al een tijd geleden, maar het gemis is nog altijd even voelbaar’ stond er boven de ene advertentie. En ‘ze wilde zo graag bij ons blijven. Ze heeft gevochten tot het einde.’ stond er boven de andere. Met verbazing in zijn blik keek zijn vader hem aan. ‘Hoe is het mogelijk,’ zei hij ‘precies hetzelfde als bij mamma! Hoe is het toch mogelijk!?’. Wat ons het diepste raakt, is voor alle mensen herkenbaar.

‘Mensen zijn veerkrachtiger dan ze lijken.’
– Frank Farrelly

De provocatieve coach gelooft dat mensen veerkrachtiger zijn dan je denkt. Mensen hebben meer daadkracht, uithoudingsvermogen en gevoel voor humor, dan je zou zeggen wanneer je ze over hun problemen hoort praten. Mensen kunnen tegen een stootje. Mensen zijn niet zo kwetsbaar en zielig als zijzelf en jij als coach of hulpverlener soms denken.

In de traditionele hulpverlening en ook in veel moderne coachingstrajecten wordt de kwetsbaarheid van de patiënt zo serieus genomen dat hij zich erin kan koesteren. De cliënt wordt bevestigd in het idee dat hij zwak en hulpeloos is. Dit gebeurt meestal onbewust, indirect en impliciet. Denk bijvoorbeeld aan de verantwoordelijkheid die de hulpverlener op zich neemt om oplossingen aan te dragen. Veel coaches en hulpverleners willen graag iets ‘leveren’. Aan het eind van het gesprek moeten zij de ander ‘verder geholpen hebben’. Maar het aandragen van oplossingen impliceert dat de ander zelf niet bij machte is om creatief te zijn. De cliënt geeft bijvoorbeeld blijk van een gebrek aan zelfwaardering. De therapeut wijst hem erop dat hij zichzelf meer complimenten moet geven. De cliënt voelt zich onzeker, de coach raadt hem aan om innerlijk meer ‘power statements’ te verwoorden. De cliënt heeft ruzie met zijn collega. De coach vraagt of hij er al met de collega over gepraat heeft’.

Ook de voorzichtigheid waarmee de hulpverlener zijn woorden kiest, suggereert kwetsbaarheid. Je bent voorzichtig met mensen die weinig kunnen hebben. De cliënt heeft het over conflicten in het managementteam. De coach zegt: ‘Ik kan er helemaal naast zitten, en als dat zo is dan moet je dat ook onmiddellijk zeggen, maar zoals het nu op mij overkomt is het bijna alsof je jaloers bent op je collega omdat er naar hem wel geluisterd wordt. Maar dat is natuurlijk maar een indruk van mij.’ Die voorzichtigheid zegt: jij bent kwetsbaar.

De provocatieve coach gelooft dat de cliënt over voldoende veerkracht bezit om zich te verweren, om eigen oplossingen te bedenken en om de waarheid over zichzelf onder ogen te zien. Laatst, toen een cliënt ons vertelde over zijn ontrouw jegens zijn vrouw en zei hoe moeilijk hij het vond om te weten welke kant hij met zijn leven uit wilde, zeiden wij: ‘Ach, wat een filosofische onzin; zolang beide vrouwen je er niet uit gooien kijk je gewoon hoever je met je ruige gedrag kunt gaan.’ Hij lachte en zei: ‘Betrapt!’

Cliënten zijn meesters in het claimen van onwetendheid, onhandigheid, onmacht of hulpeloosheid. De verleiding is dan groot om je als de alwetende, handige, machtige en reddende engel op te werpen. Maar, het gevolg is wel dat de cliënt zich in zijn eigen geestelijke luiheid kan wentelen terwijl jij je uit de naad werkt om hem overeind te krijgen; een relationeel patroon waar de patiënt in zijn dagelijks leven vast ook gebruik van maakt.

De provocatieve coach kiest voor de omgekeerde houding. Door zelf onwetendheid, onhandigheid, onmacht en hulpeloosheid te claimen, daag je de client uit om veerkracht te tonen. Als een cliënt tegen ons zegt: ‘Goh, ik ben de draad van het gesprek even kwijt.’, dan is onze reactie: “Draad, draad? Welke draad? Ik had helemaal niet door dat er een draad was.’ Als een cliënt zegt: “Ik snap totaal niet wat je bedoelt.’, dan is onze reactie: ‘Tja, mensen zeggen wel vaker dat ik onnavolgbaar ben.’

Cliënten kunnen een speciale behandeling eisen door in het contact geschrokken, verontwaardigd of verongelijkt te reageren. Voor de onervaren coach is het dan verleidelijk om zijn houding aan te passen door omzichtiger, serieuzer of zachtaardiger te werk te gaan. De beoefenaar van de provocatieve stijl gaat er des te harder tegenaan.

Als een cliënt zegt: ‘Hoe kun je nou beweren dat ik eigenwijs ben als je mij pas een paar uur kent?’, dan reageren wij met “En hoe kun jij mijn deskundigheid nou in twijfel trekken als ik al 20 jaar met eigenwijze mensen zoals jij gewerkt heb?” Hoe kwetsbaar de cliënt zich ook toont, de provocatieve coach zal alles in het werk stellen om hem op eigen benen te laten staan. Hij daagt de cliënt uit om zijn innerlijke hulpbronnen aan te spreken. Ook een verlegen cliënt kan ineens assertief worden, als hij op de juiste manier aangesproken wordt. Ook de arrogante directeur kan ineens in lachen uitbarsten, als hem de provocatieve spiegel wordt voorgehouden.

‘Vertrouwen is goed, controle is beter.’
– V.U. Lenin

Maria is verslaafd aan het roken. Tijdens haar twee/2 zwangerschappen is zij er wel mee gestopt. Maar, zodra de baby’s de eerste luiers om kregen, rolde zij weer haar eerste shagje. Zoals de meeste rokers hinkt Maria op twee/2 gedachten: enerzijds probeert ze onbekommerd te genieten, anderzijds voelt zij zich schuldig. In haar achterhoofd heeft Maria een plannetje om te stoppen, maar het hoe en wanneer schuift zij steeds voor zich uit.

Jan is na 15 jaar werken als leidinggevend ambtenaar op Buitenlandse Zaken een eigen adviesbureau begonnen. Als interim-manager laat hij zich inhuren bij bedrijven die in nood verkeren. Als hij maar één/1 keer aan het werk is, dan gaat het prima. Maar zodra het weer tijd wordt om een nieuwe opdracht te zoeken, dan is hij nog altijd het verlegen jongetje van vroeger. Nieuwe mensen aanspreken, is niet zijn sterkste kant en hij heeft zich heilig voorgenomen om een seminar over netwerken te volgen om zijn contactuele gebrekkigheid wat op te vijzelen. Toch, als het er op aankomt, vindt hij altijd weer iets belangrijkers te doen.

Paula heeft een onverzadigbare honger naar goedkeuring. Zij rent en draaft voor haar man, haar afdeling en haar kinderen. Op het werk wil zij het iedereen naar de zin maken en zorgen dat de afdeling, die wellicht wordt opgeheven, kan blijven bestaan. Juist daardoor wordt zij door veel mensen als plakkerig en overijverig ervaren. Waar bemoeit ze zich mee? Afwijzing en miskenning vallen haar vaak ten deel. Haar teleurstelling in de medemens is groot. Op een dag besluit zij om zich minder dienstbaar op te stellen. Maar in de praktijk lukt het haar niet om ‘nee’ te zeggen. Omdat ze stiekem blijft hopen op het grote geluk dat hulpvaardige, zichzelf wegcijferende mensen toch ooit ten deel moet vallen.

Cliënten die bij een coach of bij een therapeut komen, hebben zo hun wensen. Ze willen van het roken af, zich duidelijker profileren, minder autoritair zijn naar de medewerkers, emotioneel onafhankelijker in het leven staan, noem maar op. Coaches en therapeuten zijn maar wat blij als de cliënt blijk geeft van zijn goede bedoelingen. Sterker nog, de meeste coaches zijn zo blij met die constructieve plannen, dat zij vooroplopen in de strijd. In gedachten zien zij hun opdrachtgever – de baas van de cliënt of de doorverwijzer – al dankbaar glimlachen over dit geslaagde traject. Des te groter is de teleurstelling als blijkt dat de cliënt er in de praktijk weinig van terecht brengt.

De provocatieve hulpverlener is een stuk voorzichtiger. Hij ziet de mens als iemand die zich beter voordoet dan hij is. Of soms misschien als iemand die zich slechter voordoet, als hij denkt dat hij daar mee kan scoren. Hij zal de cliënt prijzen voor zijn wil om het beter te doen, maar tegelijkertijd gezond wantrouwen laten blijken. Dit geldt zelfs nog als de cliënt al concrete resultaten komt melden. “Wat zeg je nou? Heb je zelf een eigen herstructureringsplan ingediend? Zelf?!? Wacht even. Dit moet ik even verwerken. Heb jijzelf een plan geschreven? Was je dronken of stoned of hoe kan dat nou. En het team? Dat lag zeker helemaal in een deuk toen ze zagen dat jij ook een duit in het zakje probeerde te doen.” De wantrouwige zienswijze van de provocatieve coach is incongruent. Hij is niet echt zo wantrouwend als hij zich voordoet, hij wil de cliënt vooral uitlokken tot grotere zelfovertuiging en daadkracht. Hij heeft die ironische sterretjes in zijn ooghoeken als hij omslachtig uitlegt waarom hij de cliënt niet gelooft.

Mensen lachen sneller dan je denkt.
Provocatief gezegde

Karel komt voor zijn eerste afspraak. Zijn gezicht staat op half zeven/7 en boven zijn hoofd drijven donkere wolken. Hij loopt alsof hij de zorgen van de hele wereld op zijn schouders torst en hij zucht als iemand die tegen zijn zin de marathon heeft gelopen. Hij draait zenuwachtig aan zijn trouwring en kijkt ons wanhopig aan. Zonder iets te vragen, zeggen wij: ‘We weten dat directeuren gemeen kunnen zijn, maar jij werkt volgens mij voor een driekoppig monster.’ Karel glimlacht spontaan en zegt: ‘Ja, en het driekoppig monster eet alleen rauw accountantsvlees en ik ben het volgende slachtoffer.’

Frederique bekent dat zij sinds een jaar haar vaste vriend ontrouw is. Haar probleem is dat zij moeite heeft met het liegen en bedriegen, maar ook geen zin heeft om eerlijk te zijn uit angst om beide partners te verliezen. Als Frederique ook nog opmerkt dat zij altijd het toonbeeld geweest is van een keurigheid, zeggen we: ‘Tja, als je dertig jaar te laat aan je puberteit begint, dan is het logisch dat je moet wennen aan het stout zijn. Verbaasd schiet zij in de lach en zegt: “Goh, ik dacht dat ik op mijn kop zou krijgen, maar ik moet eerlijk toegeven dat het ook wel eens goed voelt om slecht te zijn.”

Janneke studeert en werkt, maar leidt een eenzaam leven. Zij voelt zich geremd in gezelschap en ergert zich aan haar collega’s die het gezellig lijken te hebben, terwijl zij overal buiten staat. Zij zegt: ‘Ik ben gewoon een toeschouwer van het leven”. Wij: ‘Da’s wel zo handig, raak je tenminste niet verwikkeld in discussies en ruzies en andere banale teleurstellingen’. Zij lacht: ‘Het is net of jullie mijn gedachten kunnen lezen, want ik vind de meeste mensen ook heel oppervlakkig’.

Herman Finkers zei ooit: ‘in wezen is mijn vak heel dankbaar, want mensen hebben zo’n behoefte om te lachen dat mijn grappen niet eens zo grappig hoeven zijn.’ Traditionele hulpverleners zien in het lachen van de klant soms een vlucht voor de verantwoordelijkheid, een manier om de ‘echte emoties’ te vermijden. Deze visie deelt de provocatieve coach absoluut niet. Voor hem is de lach een prachtig middel om problemen te relativeren en het contact te verfrissen en verdiepen. De beste vriendschappen worden immers vaak gekenmerkt door humor en plagerijen. Als er iets is dat iemand een nieuwe kijk geeft op problemen, dan is het wel het lachen om die problemen. Praten over wat je ten diepste dwars zit en tegelijkertijd in een deuk liggen van het lachen is een/1 van de meest therapeutische ervaringen.

Uitdaging schept een band.
Provocatief gezegde

De provocatieve coach zegt heel direct wat er spontaan bij hem opkomt. De meeste hulpverleners en adviseurs hebben geleerd om juist zorgvuldig te overwegen wat ze gaan zeggen. Is de cliënt hier wel klaar voor? Heb ik wel zuivere bedoelingen met deze uitspraak? Is hier geen sprake van tegenoverdracht? Past dit verhaal wel in mijn protocol? Hoor je zoiets als hulpverlener wel te zeggen? Je bent zo, met al die innerlijke mitsen en maren, als professional heel zorgvuldig bezig, dat wel. Maar een ander gevolg is, dat de cliënt de neiging krijgt om in je te knijpen om te kijken of je niet van karton bent. Bestaat hij wel echt, of is dit een nieuw soort computer? De provocatieve therapeut legt zichzelf al die censuur niet op. Hij flapt er gewoon uit wat er de paar seconden daarvoor voor zijn geestesoog is opgedoemd. Hij is er zelfs speciaal in getraind om dat te doen. Hij kijkt naar innerlijke breedbeeldtelevisies waarop de cliënt verschijnt in absurde situaties. Waarom? Hij gaat er van uit dat provocatie een band schept, mits – en dat is Mits met een hoofdletter M – het vanuit een positieve houding wordt gebracht.

Huub heeft een klein IT-bureautje met vier/4 medewerkers. Ongeveer een jaar geleden heeft zijn vriendin hem verlaten en in diezelfde periode is hij ook zijn grootste afnemer kwijtgeraakt. Huub gebruikt al jaren af en toe een lijntje cocaïne, maar het afgelopen jaar, sinds het vertrek van zijn vriendin, begint het behoorlijk uit de hand te lopen. Huub zit ineengedoken in zijn leren jack en zijn grijze coltrui tegenover ons en hij staart naar de vloerbedekking. Met monotone stem deelt hij ons mee dat hij er het afgelopen jaar voor bijna twintigduizend gulden coke doorheen gejaagd heeft. De afgelopen paar maanden is hij aan sommige afgesproken automatiseringsprojecten niet eens meer begonnen. ‘Het maakt me allemaal niets meer uit’, mompelt hij somber. ‘Nou dat is ook geen beste coke’, grappen wij terug, ‘dat je er nou zo futloos bijzit. Daar zou ik maar eens met je dealer over praten. Van coke hoor je toch energie te krijgen?’ Huub reageert er niet op. ‘Sinds ik mijn vriendin kwijt ben’, zegt hij, ‘denk ik erg vaak na over zelfmoord. Ik wil een einde aan mijn leven maken’. ‘Wat?!? roepen wij verschrikt, ‘Zelfmoord?!? Wij proberen al jaren om een hier een beetje een goedlopende coachingspraktijk op te bouwen en het begint net een beetje te lukken en dan kom jij met zelfmoord. Wat denk je dat zo’n verwijzer dan denkt? Stuur je iemand door naar Hollander en Wijnberg en binnen een week zijn ze dood. Sorry, maar dat kunnen we ons echt niet permitteren. Dan kunnen wij die doorverwijzingen verder wel op onze buik schrijven. Die mensen sturen natuurlijk nooit meer iemand naar ons door! We willen je wel helpen, maar dan moet je echt beloven, met je hand op je hart en padvinderserewoord dat je je niet van kant maakt.’ Een paar maanden later gaat het weer veel beter met Huub. ‘Weet je wat mij echt overtuigde’, zegt hij ‘dat verhaal van die praktijk en dat het jullie niet uitkwam als ik er een einde aan maakte. Toen jullie dat zeiden, toen dacht ik: ja, die jongens zijn straight, die kan ik vertrouwen’.

Mia en Ronald hebben vele jarenlang een reuze gezellig restaurant gerund. De gasten zakten vaak nog uren na sluitingstijd met de baas en de bazin door. Toen Ronald een paar keer midden overdag bewusteloos van zijn barkruk was gevallen, rees het vermoeden dat er iets niet helemaal goed ging. ‘Ja’, zegt Ronald, onschuldig uit zijn blauwe ogen kijkend, ‘misschien was ik toch een beetje oververmoeid of een griepje of zo…’. Mia schudt heftig met haar hoofd en ze kijkt ons gefrustreerd en vol verachting aan. ‘Nou zien jullie het zelf, hij ontkent gewoon alles.’ Haar ogen draaien omhoog en ze slaakt een diepe zucht. Maar Ronald wil toch weer een nieuwe horecaonderneming op gaan zetten. Mia heeft daar geen zin meer in. Ze wil niet nog een keer dezelfde overspannen toestanden. ‘Tja,’ zeggen we tegen Mia, ‘kleine kinderen worden groot. Ronald is je kind, het kleine jochie dat van jou onafhankelijk is voor een reële inschatting van situaties. Zelf kan hij dat niet. Maar wat ga je doen als hij opgroeit? Volgens ons staat hij op het punt om het huis uit te gaan, Mia’. ‘Ja’, zegt Mia tot onze verbazing, ‘dat klopt precies, als ze volwassen zijn moet je ze loslaten, he’. ‘En jij Ronald’, vervolgen wij, ‘jij staat op het punt om te scheiden, je wou alleen nog een keer bij de psycholoog langs, zodat je later kunt zeggen dat je echt alles hebt geprobeerd’. Ronald kijkt strak voor zich uit en haalt zijn schouders op. ‘Nou ja’, zegt hij na een lange pauze, ‘eigenlijk wel, ja’. ‘Nou, jullie komen wel snel to the point’, zegt Mia.

Elsje gaat binnenkort voor het eerst met haar vriend samenwonen. Ze klaagt tegen ons dat ze zo onzeker is en dat haar vriendin haar altijd de drankjes laat betalen als ze samen naar de disco gaan. ‘Maar goed, je moet er wat voor over hebben’, zeggen wij, ‘waarom zou iemand anders met een vloermat als jou uit willen? En als je straks met Richard samenwoont, ra ra wie dan overdag gaat werken en ’s avonds al het huishouden gaat doen. Het is een van jullie beiden en het is niet Richard’. Elsje kijkt ons recht in de ogen, barst dan in een luide lach uit en zegt heel nadrukkelijk: ‘Ja precies, zo is het echt!’.

Je hebt als mens allerlei gevoelens en gedachten bij wat anderen zeggen en doen. De meeste van die gedachten flitsen als dunne nevelslierten van betekenis door je bewustzijn. Veel gedachten uit je nooit. Je wilt de ander niet beledigen. En weet jij veel? Misschien is het wel volkomen onzin. Je wilt jezelf ook niet belachelijk maken. Zeggen wat je denkt is riskant. Gewone burgers houden dus al heel veel voor zich. En de meeste coaches en hulpverleners nog veel meer. Zij zijn gewend om nog veel strenger te letten op wat ze wel of niet zeggen. Toch kan het voor een veranderingsproces heel nuttig zijn om die gedachten eens uit te spreken. Om iemand te confronteren met zijn zwaktes? Nee, daarom niet, dat doet het leven zelf wel Het is een hardnekkig misverstand dat de coach daarvoor moet zorgen.

‘Als je de ezel vooruit wilt laten lopen, moet je hem soms aan zijn staart trekken.’
– Jaap Hollander

‘Dat doe je goed! Nu gaat het lukken met die financiering’. Dat zeggen je collega’s als je met veel moeite een onverschillige investeerder een heel klein beetje overtuigd hebt om geld in je onderneming te steken. ‘Nou het kan anders een stuk beter hoor, zeg je terug. ‘Want ik moet nog zien of die man echt over de brug komt, eigenlijk denk ik van niet’. Of als je het niet zegt, dan denk je wel zoiets. Ze moesten eens weten hoeveel gaten er nog in dat businessplan zitten.

‘Nou joh, er zijn honderden andere mannen die staan te trappelen om je te leren kennen’, zeggen ze, als je vriend het net heeft uitgemaakt. ‘Ja, denk je dan, maar die staan mooi niet op mij te wachten, die willen een jongere, strakkere meid’. 
 
‘Kop op kerel’, zeggen je collega’s, ‘iedereen moet een keer failliet gaan. Dat hoort er gewoon bij. Je moet een keer een bloedneus gehaald hebben, anders heb je geen ervaring.’ ‘Ja, jullie hebben mooi lullen’, denk je dan. ‘Wil je soms met me ruilen? Nee, toch liever niet he?’. 
 
En de coach en de therapeut, wat zeggen die? ‘Ik geloof echt dat je veel meer in je mars hebt dan er nu uitkomt’, zegt je coach. ‘Ik geloof vast dat het nu de komende tijd een stuk beter gaat lukken zegt de therapeut’. De coach en de therapeut zijn altijd positief. ‘Ja, ja, denk je dan als cliënt, dat moet jij wel zeggen. Daar word je voor betaald, nietwaar. Ik moet het nog zien.’

Mensen doen vaak enorm opbouwend tegen elkaar. Tegen anderen hebben ze het wel eens over je zwakke punten maar tegen jou zijn ze altijd positief. En hoe positiever ze zijn, hoe meer jij je afvraagt of het niet net andersom is. Hoe harder mensen – en speciaal hulpverleners – roepen dat je okay bent, dat je het kunt, dat er nu echt verandering op gang begint te komen, des te harder denk jij dat je helemaal niet okay bent, dat je het niet kunt en dat je wel altijd dezelfde problemen zult houden. Als je tegen de ezel gaat staan duwen, zet hij zijn hakken in het zand. En hoe harder je duwt, des te dieper bijten die hakken zich vast. Dus de provocatieve coach draait het om. Hij beweert nadrukkelijk en op allerlei manieren dat je het niet kunt, dat het helemaal geen zin heeft om het probleem op te lossen, en dat – als het wel zin had – het jou toch nooit zou lukken.

Gemma zit in de ziektewet nadat ze in een drukke logistieke baan opgebrand is. Ze slaapt slecht en van een kort bezoekje aan de buren is ze al helemaal bekaf. Het komt allemaal doordat ze zo vreselijk gevoelig is. Als iemand zich rot voelt, dan neemt ze dat over. Dan krijgt zij ook een onprettig gevoel. In haar werk heeft dat er vaak toe geleid dat ze extra taken op zich nam. Ze nam werk over van mensen die het moeilijk hadden. Of ze besteedde vele uren aan de opvang van gestreste, verdrietige of anderszins emotioneel gehavende collega’s en familieleden. Ze wil de ander zo graag helpen, zorgen dat hij dat rotte gevoel niet meer heeft. ‘Als iemand een keer iets korter e-mailt dan gewoonlijk, dan voel ik het al’, zegt ze, ‘dan weet ik al dat er iets mis is. Dan bel ik diegene op. Maar als we dan gepraat hebben dan zit ik ook met dat gespannen gevoel’. ‘Daar zou ik helemaal niets aan doen’, zeggen wij. ‘Dat is geen probleem Gemma, dat is een gave. Nee, echt, dat is heel bijzonder, dat jij dat kan, Jij bent heldervoelend.’ “Nee, zegt Gemma, ‘ik wil ervan af’. ‘Maar wacht nou even’, zeggen wij, ‘kijk nou uit dat je het kind niet met het badwater weggooit. Stel je voor, je kunt daar nog kunst van maken, Performance art in het Gemeentemuseum in Amsterdam of zo’. ‘Hou alsjeblieft op,’ zegt Gemma, en ze benadrukt ieder woord nu individueel ‘Ik Wil Er Gewoon Van Aahaf. Ervan af, snappen jullie! Schluss, stop, weg, afgelopen’. ‘Maar laat ons nou even uitpraten’, zeggen wij ‘je hebt die mooie plannen van ons nog helemaal niet gehoord. Kijk, stel je voor, van die dikke rode fluwelen koorden op van die chromen paaltjes waar mensen in een museum achter moeten blijven, Maar dan twee naast elkaar en dan lopen de bezoekers in een rij tussen die koorden door, langs jou. En jij zit daar dan in een roze cape, net als Jomanda, of een andere kleur als je dat liever hebt, dat maakt ons niet uit. En jij zit daar dan met gespreide armen (we doen het voor) als leed-kunstenares.’ ‘Als wat?’ ‘Als leed-kunstenares’, houden wij vol, ‘en bij iedereen die er dan langs komt voel je heel hard wat hij voelt en dan zet je dat bijvoorbeeld om in klanken (wij laten een onbedaarlijk gehuil horen in allerlei verschillende toonaarden). Zoiets is er nog helemaal niet. Dat is performance art.’ ‘Ach jullie’, zegt Gemma. ‘Ik wil er gewoon af en ik zal er af komen ook!’.

‘Iemand gaat structuur bewaken. Als de coach het niet doet, dan doet de cliënt het.
– Jaap Hollander

In alle andere benaderingen van coaching en therapie die wij kennen, is het de coach of de therapeut die de structuur aanbrengt. De coach houdt het verloop van het veranderingstraject in de gaten, hij vat samen wat er de vorige keer gebeurd is, hij heeft een protocol voor de het verloop van de verandering, hij gaat na in welke fase de coaching zich bevindt, hij controleert of er duidelijke doelen en hindernissen zijn gedefinieerd, hij formuleert het contract met de cliënt, enzovoort, enzoverder. De cliënt kan helemaal vergeten waarvoor hij ook alweer bij de coach kwam, wat ook alweer de doelstellingen waren, de cliënt heeft geen idee in welke fase hij zich bevindt. Dat houdt de coach allemaal voor hem bij, soms zelfs met formulieren en schema’s. In provocatief coachen gaat het precies andersom. De provocatieve coach is snel afgeleid en heeft nauwelijks overzicht.

Cliënt: “Ik was vorige week in Amsterdam voor een presentatie aan twee/2 leden van de raad van bestuur. Ik denk dat ik het er eigenlijk best goed afgebracht heb. Nou ja, ze zijn in principe overal mee akkoord gegaan, dus dat is mooi. Maar ik zou toch nog wel iets, ja, eh…daadkrachtiger, competenter… harder over willen komen. Ze zijn wel akkoord gegaan, maar ik vond ze niet echt enthousiast. Wat ik eigenlijk…” 
Coach: “Amsterdam?” 
Cliënt (afgeleid): “Eh… ja, daar zit de raad van bestuur. Maar waar ik het over wou hebben is over hoe ik overkom. Ik…. 
Coach (enthousiast): “Dat is ook toevallig! Ik ben vorige week ook in Amsterdam geweest!” Cliënt (beleefd, maar licht geïrriteerd): “O ja?” 
Coach: “Ja man, dat was geweldig. Eerst zijn we de hele ochtend wezen winkelen. Hartstikke leuk al die kleine winkeltjes in Amsterdam. Mijn zoon en ik hebben nog een paar strips van Sergio Aragones gekocht. Die sparen we min of meer. Niet echt fanatiek hoor, maar als we ze ergens tegenkomen dan kopen we ze. Je komt ze niet zo vaak tegen, hoor. En heb je die nieuwe boeddhistische tempel al gezien? Dat was vlak bij die stripwinkel, in de Chinese buurt. Ongelofelijk, een complete boeddhistische tempel midden in de Amsterdamse binnenstad!” 
Cliënt: “Mhm,…. ja, goed. Maar…. 
Coach (afwezig): “Heb jij wel eens een strip van Arragones gelezen?” 
Cliënt (zeer nadrukkelijk): “Ja hallo! Ik wil hier even over mijn probleem praten, Okay?!?” Coach (deinst quasi-verschrikt achteruit): “Sorry hoor. Waar wou je het dan over hebben?” 
Cliënt (zeer daadkrachtig): “Dat zei ik! Over daadkracht. Over competentie. Over hoe je overkomt”. 
Coach: “Hoezo dan?” 
Cliënt: “Ik dacht dat we daaraan werkten, niet?” 
Coach (zucht): “Okay, okay, vertel dan maar.”

Hier zien we hoe de cliënt zelf de structuur aanbrengt en zelf de doelstelling bewaakt. Gewoon omdat de coach het niet doet en omdat hij begrijpt, of althans vermoedt dat iemand het zal moeten doen, als hij verder wil komen. Iemand gaat structuur aanbrengen, ofwel de coach ofwel de cliënt.

Zijpaden en omwegen leiden naar de kern.
Provocatief gezegde

Je maakt een afspraak met een coach. Over twee weken kun je komen. Je denkt twee weken lang na over je problemen. Je denkt na over je leven, hoe het is verlopen, wanneer het probleem is begonnen. Over wat het probleem precies is en hoe het in je leven past. Je denkt na over je jeugd. Is het toen eigenlijk niet al begonnen? Je denkt na over je omgeving. Hoe reageren ze op je werk eigenlijk op je probleem? Je denkt en je denkt en je denkt. Tegen de tijd dat die twee weken om zijn, heb je een heel verhaal klaar. Je kunt uren over het probleem praten. En de coach kan er uren naar luisteren. Misschien doet hij dat ook wel. Urenlang luistert hij geduldig naar je ervaringen en je verklaringen en je kijk op het leven. Soms kan dat verhelderend werken, en het is fijn om eens een keer uit te praten zonder dat iemand je in de rede valt. Maar dikwijls voegt het weinig toe. Je vertelt wat je al wist. Je kijkt tegen de dingen aan zoals je er altijd al tegenaan keek. De provocatieve coach doet vaak precies het tegenovergestelde. Hij leidt de cliënt vaak juist af van het probleem.

Cliënt: “Dus, waar het vooral om gaat is dat ik het moeilijk vind om bij mezelf te blijven. Ik heb vaak de neiging om…. 
Coach: “En hoe is het met je sexleven?” 
Cliënt: “Huh?” 
Coach: “Je sexleven. Héb je überhaupt een sexleven?” 
Cliënt: “En dan denk ik: als het zo gemakkelijk gaat, is het dan wel echt? Wat stelt het dan eigenlijk nog voor? Als iemand…. 
Coach: “En wat vindt je moeder daarvan?” 
Cliënt: “Hoe bedoel je?” 
Coach: “Je weet wel, die vrouw die vroeger je luiers verschoonde, wat vindt die er van?”

Waarom doet die coach dat nou? Waarom laat hij de cliënt niet rustig uitpraten? Door de cliënt naar een heel ander gebied te voeren, ontstaat een nieuw perspectief. Misschien heeft het wel iets met zijn moeder of zijn sexleven te maken. Als dat zo is, dan is dat misschien een nieuw inzicht. Maar misschien heeft het ook wel helemaal niets met zijn moeder te maken. Als dat zo is, dan is het aan de cliënt om weer terug te komen op het onderwerp waar het hem om ging. In beide gevallen kan er iets dichter bij de kern gekomen worden. Je moet je voorstellen dat dit herhaaldelijk gebeurt. Iedere keer bekijkt de cliënt zijn problemen weer vanuit een andere hoek. Of als dat gebied van zijn leven helemaal niets met het probleem te maken heeft, dan komt hij iedere keer weer terug bij waar het hem om gaat.

Bekijk alle Provocatief coachen programma’s en trainingen van het IEP.